Nakhourah miste beiden. Daarom, en ook om het aantrekkelijke
van Sichern, waar de Heer j e z u s twee dagen verbleef, na dat
merk waar dige gesprek met de vronw aan de fontein van j a k o b , be-
sloot ik vroeg op te breken, om nog te Sichern het ontbijt te knnnen
p-ebruiken, en voorts den dag in stille rust aldaar door tebrengen. D " n t • r» De ochtend was verkwikkelijk. Längs de helling van Sa-
marias vallei bereikten wij weldra die van Sichern. De zon
was toen nog naauwlijks op, en de koude längs den bescha-
duwden bergrug doordringend. Naar mate wij vorderden, ver-
meerderde echter de wärmte, en de schaduw onder de heerlijke
olijfbosschen der Sichemsche vallei was weldra welkom. Opge-
togen was ik over al het schoone en liefelijke wat mij hier
omnngde. "Wat ik ook nog in Palestina gezien heb, niets
heeft mij zoo bekoorlijk toegesehenen als dit dal. De ontzag-
gelijke vallei van den Leontes, met hare arendswoningen en
luipaardsholen, is boven beschrijving grootsch en stout; de
voorgebergten van den Libanon bij Koum^ tegenover Sidon^ zijn
voortreffelijk en verheven; de valleijen der Nafthalische bergen
(de jßelad-JBesjarah) , zijn rijk aan wilde eiken bosschen en
kreupelwoud; die van ¿Lser , zooals bv. de Wadi-Karn ^ prächtig
door wond en bergstroom, met al het heerlijke van ongestoorde
oorspronkelijkheid, daar de natuur hier voortbrengt en neder-
werpt wat ze wil, sedert de hand des'menschen zieh van deze
oorden heeft teruggetrokken; de Karmel, met zijne wildernis
van boom en heester, plant en struik, beantwoordt nog aan
de oude faam zijner heerlijkheid; maar de vallei van Sichern is
van alle dezen onderscheiden. Hier is. geene wildernis; hier
zijn geene woeste bosschen, en toch is er altijd groen, altijd
schaduw; niet van eih^n, of terebinthen, of garoubboomen, maar
van olijfbosschen, zoo zacht van kleur en schilderachtig van
vorm, dat men er het andere woud gaarne voor missen wil.
Hier zijn ook geene onstuimige bergstroomen; maar toch is er
water; ja, in rijkeren overvloed dan ergens elders in het land;
en het is juist aan de vele fonteinen, beken en waterleidingen
dat . deze vallei hare voortreffelijkheid te danken heeft. Waar
water is in Palesüna, is stoffelijke zegen: Sichern!s vallei was
van de eerste vermelding van Kanaan met dezen uitnemenden
overvloed van water gezegend 1). Daarom togen ja k o b s zonen
— 287 —
van Hebron naar deze plaats, ofschoon bijna 20 uren gaans
van daar verwijderd. Maar het gras was hier zoo rijk en voed-
zaam, dat zij het wel der moeite waardig achtten, er zulk eene
verre reis om te maken, met verachting zelfs van de grazige
streken van Ziph en Maon, (waar men afgaat naar de woestijn)
die toch in Hebrons nabijheid gelegen zijn. Ik geloof, dat
zij de vallei van Sichern ook niet voor DotharCs weiden zouden
geruild hebben, indien hun naam door den wreeden moord, aan
die van Sichern gepleegd, bij de Kaänieten dezer streek niet
was gehaat geworden.1)
Mij dunkt ook, dat, indien ergens in Sicherns nabijheid,
hier, in de vallei het eikenbosch Moreh moet gestaan hebben2);
geen wonder dat a b r a h , de plaats ziende, haar goed vond en
uitlokkend om er zijne tent op te slaan. Het woud heeft
naderhand plaats gemaakt voor nuttiger geboomte, olijfbosschen,
gelijk men ze er heden ten dage vindt, zoodat wij gerust mögen
aannemen, dat de Heer j e z u s , toen Hij door Samaria reisde, de
vallei van Sichern in denzelfden toestand heeft gezien als ze nu is,
met uitzondering slechts van al wat er door menschen handen
gebouwd was, dorpen, waterleidingen en molens, die toen onge-
twijfeld in beteren toestand zijn geweest dan thans. Er is nog
iets met betrekking tot het water van Sichern 's dal, dat ik u mee
moet deelen, namelijk de eigenaardige kleuren, die er de voor-
werpen door aannemen. Gij weet, dat, waar veel water is, de
lucht veel met vochtdeelen wordt bezwangerd, en dat de voorwer-
pen op eenigen afstand, door zulk eenen vochtigen dampkring
heen gezien, met een lichtblaauwen of grijzen nevel schijnen over-
togen, die niet weinig bijdraagt om aan het landschap bekoor-
lijkheid bij te zetten. Het zijn de zoqgenaamde atmosferische
tinten, die voor den schilder zoo veel aantrekkelijkheid bezitten.
Maar juist deze worden in Palestina gemist. Yurige tinten ziet
men des morgens en des avonds, en schitterende paarsche of pur-
perkleurige partijen, waar het licht zieh naast de langwerpige
schaduwen teekent; maar het koloriet mist er dat betooverende,
onzekere nevelachtige, waardoor de voorwerpen zulke zachte,
ineen smeltende vormen aannemen, en waardoor ook de kleur-
overgang van den voorgrond tot aan het verste verschiet het
harde verliest, dat eigenaardig is aan de heldere lucht van het