napratende schrijvers in, dat de berg van Samaria zóó bij uit-
nemendheid al wat sterkte, vruchtbaarheid en schoonheid is,
in zieh vereenigt, dat desgelijks in Palestina moeijelijk zal
worden aangetroffen. Dit möge dien reiziger zoo zijn voorge-
komen, toen hij van de dorre rotsachtige Judea-bergen naar
Samaria kwam, mij echter, viel de vallei van Samaria tegen,
daar ik door dezen overdreven ophef te groote verwachting koes-
terde, en vooral ook daar ik van het veel schooner enheerlijke
Galilea het rotsachtige Pfraim-gebergte intrad. Vooral trof
mij het steenachtige karakter van dezen kom, en het betrek-
kelijk barre van de terrashellingen rondom mij henen. Ja, die
hellingen zijn wel ten deele met olijfboomen begroeid, maar
het geboomte is oud, kaal en kwijnend, duidelijk toonende dat
gebrek aan water daarvan de oorzaak is. Nogtans kan ik mij
klaar verbeelden, dat deze bergen in dagen van bloei en zegen
een waar lustoord hebben gevormd, en waarlijk eene aantrek-
kelijkheid bezaten, die de begeerlijkheid van eenen koning als
OMB.I opwekte. In zijne dagen, toen het gesehut nog niet was
uitgevonden, moet de ligging van Semer's heuvel, aan de oost-
zijde van den bergkom, groot en wijd van omtrek, den koning
vooral ook hebben toegelagchen om de sterke verdediging, die
zijne hoofdstad er beloofde te bezitten. Van deze bergen was
zijne verwachting, en de verwachting van gansch Israël met
hem. Daarom is het zoo opmerkelijk, hoe de h e e r dat ver-
trouwen heeft te schände gemaakt. //Wee” heeft Hij gespro-
ken tegen //de gerusten op den berg van Samaria'x) , en het
wee is schrikkelijk vervuld geworden. Samaria was van hären
opbouw af tot aan hären ondergang toe, onder h o s e a ,
Israels laatsten koning, de kweekschool van de dienst van Baäl.
Daar had Baäl zijn voornaamsten tempel. Daarom heet het
ook bij m ic h a : //Wie is het begin van de overtrading van
J a k o b ? Is het niet Samaria?. Daarom zal Ik Samaria stellen
tot eenen steenhoop des velds, tot plantingen eens wijngaards;
en Ik zal hare steenen in de vallei störten, en hare fonda-
menten ontdekken.” 2) En bij h o s e a : //Samaria zal woest
worden, want zij is wederspannig geweest tegen hären God” 3).
Wel leert Samaria ons, bij de herinnering aan om r i’s keuze,
en bij het gezigt van de vervulde profetie, als loon van het
vertrouwen op de sterkte der bergen, in plaats van op God
alleen: //te vergeefs verwacht men het van de heuvelen en de
menigte der bergen; waarlijk, in den h e e r , onzen God, is
Israëls heil !” *).
Een tijd lang stond ik den bergkom aan te staren, met zij-
nen terrasbouw, zijne dorpen en de blaauwe bergen van Sichern
in het verschiet. Het tooneel was prächtig verlieht door eene
ten ondergang neigende zon. Ik dacht aan de légers van Syrie
en Assyrie, toen zij Ran kwamen rukken tegen Samaria en op
deze hoogte het eerst de stad voor zieh zagen. Daar de bergen
rondom semer" s heuvel hooger zijn dan dien heuvel zelven,
moet de vijand den inwendigen toestand van het belegerde Samaria
goed hebben kunnen ontdekken. Welk een toestand moet
dat geweest zijn ! Zagen Samaria's inwoners naar boven of naar
beneden, naar de omringende bergen of naar de vallei, overal
lag het voi vijanden. Eens b e n h a d a d ’s geheele magt; twee en
dertig koningen, en paarden en wagenen, zoodat hij pochte,
//dat het stof van Samaria niet genoeg ware tot handvollen
voor al het volk, dat zijne voetstappen volgde. Het ontzagge-
lijke heir werd echter diep vernederd. Niet door den laft'en
ACHAB, maar door de 232 jongens van de Oversten der land-
schappen en de 7000 man uit Israël, die hen volgden. Maar
ACHAB, hoezeer ook van God begunstigd, nu, en bij de weder*
komst des jaars, toen b e n h a d a d andermaal tegen hem uit-
trok 2) , stelde zijne verlossing op weinig waarde. Hij bekreunde
er zieh niet om, . dat de Syrische koning den God van Israël
hoonde; genoeg, dat hij hem overwonnen had; daarom spaarde
hij zijn leven en zeide van b e n h a d a d : //hij is mijn broeder,”
terwijl hij hem met een verbond van vrede naar Damascus liet
aftrekken. A chab moest regtvaardiglijk voor b e n h a d a d mis-
gelden; zijn leven voor dat van den Syriër, wiens scherpschut-
ters hem voor Ramoth in Gilead ter neder velden. Met ver-
wonderlijke hardnekkigheid zien wij de Syriërs Samaria bestoken.
Nog eens worden in jo r am s dagen al hunne strijdkrachten
rondom Samaria's heuvel bijéëngetrokken 3). De bergen en de
bergkom om de stad zijn zoo digt van den vijand bezet, dat
geen sterveling er doordringen kan om voedsel tot de belegerde
stad te brengen. Schrikkelijk verhaal dat van Samaria's hon