Hij sehreef mij zieh te Sidon bij mij te zullen voegen.
Yaarwel, mijn vxiend! als altijd
Uw
Sidon 10 December.
Slechts een paar dagen geleden zond ik eenen brief van Dey~
rout aan u af via Marseille, En ik begin al aanstonds eenen
anderen, ofschoon de verzending wel nog wat zal duren. De
rid herwaarts was mij zoo aangenaam, dat ik u mijnen indruk
daarvan wil meedeelen, voor de heden nacht op nieuw losgebar-
sten stormen dien kunnen verflaauwen. Laat ik dan beginnen
met u te zeggen, dat ik dezen zit te schrijven in eene zindelijke
logeerkamer in de woning van de gastvrije T h om s o n ’s . De
regen klettert daar buiten tegen de ramen, maar deert mij niet
verder , dan dat hij mij verhindert buiten op te meten. In de
huiskamer knapt een goed vuur aan den haard, nuttige en
goede boeken liggen op de tafel, en wat al christelijke liefde
en gastvrijheid maar aangenaams kunnen bedenken, wordt mij
door den vader, de moeder en de lieve kinderen bewezen.
Hoe groot zoo iets te genieten in dit woeste land!
Gij herinnert u , dat mijn mukhari ten 6 ure ’s morgens was
besteld. Wie er echter was, de mukhari niet. ’tWas vergeefs
dat ik mij en mijn’ hospes met vroeg opstaan had gekweld. Om
8 ure zond ik Yousour af om den kerel met de muilezels te
zoeken. Eindelijk komt de mukhari opdagen, maar zonder
lastdieren. Met al de oorverscheurende wanklanken van een
Arabisch geschreeuw betuigt hij voor den bedongen prijs niet
naar Sidon te willen gaan.' Hij eischt nog tien piasters als
baksjiesch daarenboven. Ik weiger; hij weigert ook. Ik dreig
regt te zoeken tegen hem bij de overheid; hij schreeuwt, als of
hem door mij groot onregt werd aangedaan, door hem den
baksjiesch te weigeren. Ik tracht bedaard den afloop van des
mukhari’s houding af te wachten; hij toont een gezigt, dat mij
met tartende koelbloedigheid verzekert, wie onzer het spei zal
winnen. Ik zou den schelm hebben kunnen verklagen voor
de overheid; maar zou daarmee dezen dag verloren hebben. Er
schoot mij niets anders over dan toe te geven. Omstreeks 9
ure kwam hij eindelijk met muilezels opdagen; doch nu ontstond
een nieuw gevecht, ditmaal gelukkig niet met mij, maar
met y o u s q u i1. De muilezels, door den mukhari den vorigen
dag getoond en door mij gehuurd, waren niet gebragt;; maar
in plaats daarvan oude rampzalige banken, van- beesten, waarop
mijn trotsche knecht weigerde te zitten, Daar stonden al mijne
goederen beneden op de straat, de magere muilezels daar ne-
vens, en aan. weerszijden de schreeuwende knecht en mukhari,
omringd door geen kleinen hoop van Arabische vo.orbijgan-
gers, die, volgens Oostersch gebruik, ieder zijne belangstelling
in de zaak betoonde, door er zijne raadgevingen in te mengen.
Ik ging naar binnen, om mij niet. langer: aan dit spectakel te
ergeren, en. besloten stil het einde der zaak af te; wachten,
waarin de Eransche hospes mij aanmoedigde, door de verzeke-
ring, dat dit de gewone manier van handelen der muilezeldrijvers
is, en dat geen enkeld reiziger soortgelijke onaangenaamheden
ontloopt. Nog een kwartier wachtte ik in, mijne kamer; toen
ik het waagde weder buiten te komen, was er een beteren
muilezel voor Yousour aangebragt; maar nog was het: oogen-
blik van vertrek niet gekomen: want juist waren cantine, pro-
viandkist, veldbed en tafel opgeladen, toen bij het aansjorren van
het touw, dat den boel bijeen bond, het dek-zadel van tapijt-
werk brak, het welk den rüg van het. arme dier moest beschermen
tegeu de scherpe hoeken der kisten;. en onder een schrikbarend
gevloek van den mukhari, y o u so c ii' en hunne deelnemende om-
standers, verliepen -er nog twintig minuten eer alles hersteld,
opgeladen en ik ten slotte ook opgezeten was. Eerst ten 10
ure reden wij de poort van Beyrout uit, na de Turksche wacht
een paar piasters als baksjiesch betaald te hebben, volgens het
hier bestaande gebruik.
Yergelijk zulk eene manier van reizen eens met onze spoor-
wagens, stoombooten en diligences! Dan durven wij nog on-
geduldig, worden, als men 5 minuten te laat vertrekt of aankomt!
In de rood-gele zandduinen, die zieh tot omstreeks een uur
afstand van de stad uitstrekken, vergat ik spoedig al het door-
gestane van den ochtend. Ook het gelaat van den mukhari
klaarde op, toen hij zieh buiten, de poort een paaT broodbollen
had; gekocht, zijn pijp had opgestoken, en met een vrij be-
daarden tred achter zijne muildieren volgde. Yan tijd tot tijd
keek ik eens naar hem om, en trachtte hem te beduiden, dat er
haast mpest gemaakt worden, aangezien wij zoo laat vertrokken