dat er längs liep, in den loop der eeuwen heeft gevormd. Één
korenmolen, aan de W. zijde der vijvers, wordt door deze koste-
lijke bronnen in beweging gebragt. Overigens loopt het water
naar zee, en is met uitzondering van eenige weinige akkers
met graan, groenten of moerbezie-boomen, in de onmiddellijke
nabijheid van het dorpje, voor Tyrus en hare heerlijke vlakte
verloren.
Ongeveer i uur ten N. van Ras-el-'Ain beklommen wij eenen
tel, door de inlanders Tel-Ha'besj genoemd, waar nog eenige
zeer oude, groote, vierkante fondamentsteenen gevonden worden,
ten bewijze van het vroeger bestaan eener oude stad. Strabo
heeft waarschijnlijk het oog op dezen tel gehad, toen hij het
oude Tyrus, dat op het vaste land lag, hier ter plaatse opgaf.
Uit de ligging van het bovengemelde el-Masjouh schijnt het
echter, dat men deze stad veeleer dáár moet zoeken, ofschoon
er thans niet het geringste spoor van overig is, en het Woord
letterlijk vervuld: //Gij zult er niet meer zijn; als gij gezocht
wordt, zoo zult gij niet meer gevonden worden in eeuwigheid,
spreekt de Heere heere.” '1)
"Van Ras-el-Ain tot aan Tyrus loopt ook een weg längs het
strand, met eenen bogt, die zieh N.W. waarts wendt naar het
schiereiland der stad. Wij volgden echter den binnen weg door
de vlakte. De bouwlanden begonnen er zieh reeds metjeugdig
groen te bedekken. Heden hadden wij met geen dorre, grijze
rotsen, met geen kalen, droogen grond te doen. Het murmelende
water integendeel eener kleine beek längs ons pad riep
mij met zijne bloemenvolle kanten, waaronder ook de //vergeet
mij niet,” en met zijne talrijke* kikvorschen het lieve vaderland
voor den geest. Waterkers, en dolle kervel (scheerling) groei-
den er overvloedig.
JEl-Masjouh, een rotsheuvel met een paar huizen en eene
moskee, door twee in het oog springende witte koepels gedekt,
waarbij een paar sierlijke dadelboomen hunne kruinen verhelfen,
lieten wij regts liggeu. Het bouwland houdt hier op, en wordt
door duinzand vervangen. Dáár was dan eertijds het strand
van het Palae-Tyrus, dat zoo geheel van de aarde is verdwe-
nen. Dapper meldt, dat nebukadnezar Tyrus 13 jaren belegerde;
maar hij heeft hier het eiland Tyrus op het oog, en
voegt er bij, dat de verovering der stad hem niet eer gelukte,
dan na de zeeëngte tusschen het eiland en het strand gedempt
te hebben. Om zieh dan te redden bij de latere groote ver-
woesting, die Tyrus moest oildergaan, door Al ex a n d er den
Grooten, van wien het met zekerheid bekend is , dat, hij het
was, die den verbazenden dam naar het eiland maakte, zegt
d a p p e r , dat deze bevorens was weggeruimd geworden — een
werk, dat mij niet minder reusachtig toeschijnt dan het leggen
van deze landengte, en waarover de geschiedenis ten eenemale
zwijgt. Deze ijverige compilateur haalt wel eens meer de zaken
wat wonderlijk door elkander. Het resume van de geschied-
kundige geschriften over Tyrus — er zijn er niet weinige —
komt daarop neder : de stad werd twee en een halve eeuw voor
salomo’s tempel gebouwd, en wel door eene kolonie van Si-
doniërs, waarop welligt de uitdrukking doelt //gij dochter van
Sidon.” ■) Yolgens jozephus bestond Tyrus in salomo’s tijd
reeds als eene stad op een eiland gebouwd, terwijl de eerste
aanleg op het vaste land toen reeds den naam droeg van //oud”
(Ralae) Tyrus. In Joz. XIX : 29 komt zij voor als // de vaste
stad Tyrus” en in 2 Sam. XXIV : 7 als //de vesting van
Tyrus ” Ook de profetiën van je sa ja en ezechiöl spreken van
Tyrus, als van eene stad wonderbaar van magt, rijkdom en
sterkte ; zoodat, te zamen genomen, de beschrijving van Tyrus
uit de H. Schrift en uit ongewijde berigtgevers ons doet denken
aan eene koningstad, die maar zelden haar gelijke op
aarde heeft gevonden. Niet het //oude Tyrus” op den vasten
wal, maar het nieuwere, op het nabij gelegen rots-eiland schijnt
deze beschrijving te gelden. Van david’s tijd af heeft Tyrus
eene gewigtige plaats in de geschiedenis van Israël bekleed.
Eerst meldt de schrift de vriendschap van david en h ir a m ,
den Koning van Tyrus; daarna het verbond tusschen salomo
en h ir a m , en het groote aandeel, dat de werklieden en mat
e e n van Tyrus hadden in al hetgeen voor den tempel te
Jeruzalem moest worden bereid2). Doch de naauwe gemeen-
schap tusschen de afgodische stad en Israël werd sedert Gods
volk noodlottig. Omdat de kinderen Israels niet naar het
Woord des Heeren hadden gedaan, dat hun beval de inwoners
1) Jes. XXIII : 12.
2) 2 Sam. V : l l ; 1 Kon. V ; l , 10—12; IX: 12, 27; X:22.