land en olijftuinen: nergens ontbreekt het aan groen. Twintig
minuten voorbij het dorp bragt mij de gids een eind links van
den weg af, door het ongebaande naar eenen heuvel, alwaar,
onder de schaduw van eenen zeer ouden, vierstammigen garoub-
boom, en tusschen hoog struikgewas, de bouwvallen liggen van
Jaloun, misschien het Allon vanwaar de landpale Naflhalis
opgaat naar Zaanannim!). Is deze identificatie juist, dan
heeft de rotsige bergrug die längs Medjdel-Keroum NO.waarts
voorbij Bdneh heen loopt waarschijnlijk een gedeelte der grens-
lijn tusschen Nafthali en Äser gevormd.
Op den grooten weg teruggekeerd, daalden wij van het ZW.
af, over een golvend bergpad, terwijl eene naauwe rotsgeul
aan de linkerhand naar de groote vlakte van Zebuion leidt, die
echter ditmaal buiten mijne koers ligt. Weidra bereikt men
het dorp Berouweh, van waar 'Akka met hare vlakte zieh weder
begint te vertoonen. Het ligt l f unr van Medjdel-Keroum en
vertoont eenige oude overblijfselen. Tien minuten voorbij het
dorp is eene groote put, vanwaar de dorpelingen hun water ha-
len. Men is hier aan de ZO.lijke grens der’^Ma-vlakte. Voigt
men den weg naar Sjef-Amar zuidwaarts, dan komt men längs
het oude dorp Ddmoun met merkwaardige grafkelders 3). Iets
verder ziet men, op een half uur afstand ten O. of regts van
den weg, een grooten actificieelen heuvel, waar, zoo als de
gids mij zeide, oude putten zijn en fragmenten van kolommen.
In den naam van dien heuvel Tel-Marjdni meen ik de grensstad
Mar-äla van Zebulon’s stam 3) te herkennen, die toch volgens
dat vers in de nabijheid moet gezöcht worden van de Bison//de
beek, die vooraan Bokneam is.”
Na et-Tireh en Tumrah, twee dorpen ter regterhand, voorbij
getrokken te zijn, komt men in eene soort van bekken, door
läge heuvelen gevormd, steeds aan den zoom van Aklcds vlakte.
Hier was de grond weinig bebouwd; maar daarentegen met
digte struiken bewassen, door wier welriekenden bloesem de
atmospheer met balsemgeuren werd vervuld. Op eenen kleinen
afstand ter linkerhand ligt Abelm, door de Schotsche Zendelin-
■gen op hunne reis in 1839 reeds als het oude Zebuion van
Jozua X IX : 27 aangewezen. Er heeft door de overeenkomst
1) Jozua XIX: 33. 2) Ongetwijfeld Dimna, een der Levieten-steden van
Zebuion Jozua XXI: 35. 3) Jozua XIX: 11.
van naam twijfel geheerscht, of men daarbij niet aan de stam
Zebuion had te denken, maar josephus heeft dien twijfel klaar
genoeg weggenomen, zoo als ook bachiene opmerkt.
AbeUn ligt 2 uren van Berouweh. Het toont uit de verte
trotsche oude gewelfde gebouwen en een minaret. Had de tijd
mij niet geprest, ik zou het dorp gaarne naderbij hebben beke-
ken. Maar wij reisden voort, den halven boog rondom den ZO.
hoek van ’Akkds vlakte vol makende over Sjef-Amar. Dit
vlek ligt digt bij AbeUn, en heeft eene gebiedende houding
door een groot kasteel, dat zieh hoog boven de omringende
huizen verheft. Het wordt door Drusen en Moslems bewoond.
Bij den Sjech, een dikken, trotschen Druus, hield ik voor eene
körte poos halt. Mijn gids toonde hem den brief des Pasja’s,
dien hij met een // el-rasi ” ontving; maar hij hield zieh ook stipt
aan de letter van het geschrift, dat is, hij toonde mij het
inwendige van het ledige, half geruineerde Turksche kasteel,
aan welks voet zijne woning is gelegen, en gafmij denamenen
rigtingen van de hem bekende ruinen in zijn distrikt op, zon-
der nogtans een stap verder te gaan, om, ook maar de geringste
beleefdheid aan den dag te leggen, waarmede men gewoon is
vreemdelingen te verwelkomen. Integendeel hij zette zieh op
de hielen met de borst vooruit en het hoofd achterover, als
wilde hij tegenover des Pasja’s brief ook zijne waardigheid laten
gelden. De receptie, die ik overal in het gebied van 'Akka
ontving, toonde mij duidelijk, hoe de verhouding van den
gebieder tot zijne onderdanen aldaar is gesteld. Ik vond mij
niet genegen om langer dan noodig was te Sjef-Amar te ver-
toeven. De booggewelven, gallerijen, en opperkamers, van
het vervallen kasteel, thans gedeeltelijk in geitenstallen her-
schapen, waren spoedig gezien; de ruinen weidra ter neder ge-
schreven; en daar ik van de oude lieden , die mij omringden,
vernam, dat de Engelsche Ingenieur symonds Sjef-Amar tot
een der hoofdpunten zijner observatien had gemaakt, hetgeen
ook Signor einzi mij had betuigd, zoo rekende ik het tijdver-
lies, langer bij den norschen Sjech tevertoeven. Wat de ruinen
betreft, die hij mij opgaf, deze liggen meerendeels in de nabijheid
van het vlek verspreid. Kaboul *), Is uur ten NO. van
Sjef-Amar behoort er mede onder.