het denkbeeid, maar vriend lief! wat zou ik doen, en nog meer,
wat moest ik wel antwoorden, als de beg mij gedurig onder het
toereiken van zijn mondstuk toevoegde: //Ik hoop dat gij u
gelukkig gevoelt! ” En welligt denkt gij dat al deze nonsens,
gelijk Eransch geginnegap, met laffe luidruchtigheid werd uit-
gekraamd. Geenszins, het eigenaardige van den Arabischen con-
servatietoon is, dat hij, ook bij de nitbundigste com plimenten
en bij de sierlijkste gezegden, het ernstige karakter behoudt, het-
welk den Oosterling in al zijn doen en laten kenmerkt. Zeker,
ik had dien avond eene studie van Oostersch leven en manieren
voor mij. "Welk eene schilderij, ook met betrekking tot den
groep zoo als wij daar zaten! De donkere overwelfde zaal; de
60 sjechs met hunne groote witte tulbanden en wij de zwarte
mantels; in hun midden het karpet met den ouden beg , die in
eenen mantel was gehuld van eene roode stof met gonddraad rijk
doorweven, en met een tulband gedekt, nit eene prächtige Perzische
shawl te zamen gewikkeld; aan zijne linkerzijde de een-
voudige reiziger met kaarten en papieren voor zieh; en eindelijk
de jengdige tolk voor hen nedergehurkt, om met inspanning
van al zijne geestvermogens de gedachten der aanwezigen over
en weder te brengen. Veel, zeer veel viel er op te merken;
veel ook dat tot ernstig nadenken riep.
Het punt van de soldaten-werving bleef dien avond onaan-
geroerd. Gisteren morgen kwam ik er echter van nabij mede
in aanraking, daar in den voormiddag de loting plaats vond,
die zoo veel kommer en verdriet in het rond verspreidde.
Buiten stormde het geweldig; de wind jaagde met akelig gehuil
door de half ingestorte muren van het kasteel, en een kil-
konde sneeuw-regen hield onzen hoogen heuveltop als van het
overige der bewoonde wereld gescheiden. Het was als of de
natuur zelve treurde bij het hartverscheurend moedergekrijt,
dat bij de invoering dezer nieuwe soort van slavernij tenhemel
steeg. Daar stonden ze, buiten in den voorhpf, die arme moe-
ders en huisvrouwen, die in weerwil van den storm hunne zonen
en echtgenoöten van verre waren gevolgd. De Pasja, omringd
door zijne gewapende benden, zat in eene bovenzaal aan eene
soort van balkon; hamed-e l -beg en de zijnen nevens hem.
Een ängstig stilzwijgen, gelijk aan dat, hetwelk in den strijd
des dampkrings dikwijls den orkaan voorafgaat, deed de adem-
haling op veler lippen besterven. Het lot werd getrokken l
Daar barstte het klagen en weenen los, met eene wanhoop die
wij in onze landen van redeneerkracht en onderwerping slechts
zelden ontmoeten. Armevrouwen! uwe zonen, uwe echtgenooten
worden verre van u weggerukt, naar een verwijderd land ge~
voerd, in de rijen der legerbenden van den staat; waarschijn-
lijk drukt gij hen nimmer weder aan het harte! Arme moeder!
uw zoon, van wien gij hoop hadt, dat hij, die u lief hadt, die
u onderhield van den arbeid zijner handen, daar gij weduwe
waart, arm en verlaten, dat hij u aan het einde van uw leven de
oogen zoude sluiten, uw zoon wordt voor altijd van u weg-
gesleurd. Zoo God zieh uwer niet ontfermt, bij den mensch
is troost noch hulp voor 'u te vinden. En gij jeugdige huis-
vrouw! die nwen echtgenoot herwaarts zijt gevolgd, daar gij
meendet den Pasja door uwe tränen te.zullen verbidden, geef
vrij aan uwe droefheid lucht, tracht vrij het huilen van den
wind door uw gillen te verstommen; de Pasja mag, noch kan
u hooren: uwen echtgenoot trof het lot, en gij, gij moet in rouw
en weduwschap uwe dagen eindigen; want naar het ver gelegen
Stamboul wordt hij weggevoerd als slaaf, onder den eemaam
van soldaat, en het kind aan uwen boezem, noch het onge-
boren wicht van uwen schoot zullen immer hunnen vader kennen
! Ik zag ze daar staan weenen, en kennen, en gillen, die
arme vrouwen, druipende van den kouden regen; maar onge-
voelig voor alle andere eilende, onder het verpletterend gewigt
van het ■ leed dat haar had getroffen. Zoo lang de loten niet
waren getrokken, bleef er hoop; thans was alle hoop verdwenen,
en had voor den onbeschrijfelijksten jammer plaats gemaakt.
’tWas als of ze door haar uitbundig geween de steenen tot
medelijden wilden bewegen. Ik zal dit tooneel nimmer ver-
geten. Die wanhopig treurenden, wier lange, natte sluijers in
den storm om de betraande aangezigten fladderden, zij deden
veel denken aan het troosteloos gejammer in JEphrata, toen
h erodes al de hinderen aldaar deed ombrengen van tweejaren
oud en daaronder naar den tijd, dien hij van de wijzen naar-
stiglijk onderzocht had 1). Een der arme lotelingen hieuw met
eigen hand zijn vinger af, om zieh daardoor voor de soldaten-
dienst onbekwaam te maken; zijne daad werd echter op staande
voet met 5 jaren gevangenis gestraft.