stoot en ergernis, onmogelijk om aantenemen, zoolang zij God
afmeten naar de gesteldheid van het eigen verdorven hart. Gods
almagt alleen zien ze in de tastbare schepping geopenbaard. Zij
ondervinden, dat Zijne hand het werk hunner ijdelheid vernie-
tigt; zij huigen er zieh onder neder, niet met de kinderliefde,
die de hand des vaders kust, ook dan als zij nog de roede
houdt opgeheven; maar met de stomme vertwijfeling van k a in ,
die daar spreekt: //mijne misdaad is grooter dan dat zij verge-
ven worde. Zie, Gij hebt mij heden verdreven van den aard-
bodem, en ik zal voor uw aangezigt verborgen zijn; en ik zal
zwervende en doolende zijn op de aarde, en het zal geschieden,
dat al wie mij vindt, mij zal doodslaan” 1). M ohammed ver-
kondigde een God van menschelijke vinding: Zie, van veld
tot stad, van het redelooze dier tot den onsterfelijken mensch,
volgt verval en verwoesting de leugengodsdienst op de voeten.
O wachten wij ons, dat wij niet eenig Mohammedaansch be-
ginsel in het eigen hart aankweeken, terwijl de God des hemels
ons zijne openbaring heeft geschonken, de openbaring in je zu s
Ch r is t u s , de openbaring van God gelijk Hij waarlijk is.
Langzaam maar gestadig rijst de weg naar Samaria omhoog.
De vallei, die längs de zoo even genoemde dorpen niet zeer
breed is, opent weder op eene dwars voorbij loopende vlakte,
van mindere uitgestrektheid echter, dan die van Dothan. Op
den heuvel aan den uitgang der vallei, ter regterhand, ligt
het dorp Adja, ruim 2i uur ten Z. van Kefr-Koud. Een
weinig verder voortgegaan zijnde, ziet men ten W. van Adja,
op eenen körten afstand, Fahmeh en Rameh liggen, beide met
oude overblijfselen op geisoleerde heuveltoppen, terwijl Atara,
een aanzienlijk dorp zieh in het ZW., ongeveer een uur verder,
vertoont. Dit Rameh schijnt mij toe het Remeth van Jozua
X X I: 2 1 te zijn, en dus de zuidelijkste grensstad van is sa -
schar’s erfdeel te hebben gevormd. De geleerde Kabbi schwartz
van Jeruzalem heeft zieh veel moeite gegeven om te bewijzen
dat dit het Rama van samuel was2) ; maar een weinig aan-
dacht bij het lezen van het Bijbelverhaal s) overtuigt ons weldra
van zijne mistasting. Volgens Jozua X X I: 29, vergeleken met
1) Gen. IV : 13, 14. 2) A descriptive and brief historical sketch of Palestina,
bij Eabbi sc hw a r t z . Philadelphia 1850. 3) I Sam. 1 : 1 ; 19; 1 1 :1 1 ;
V I I I : 4 ; IX : 6 , 10, 1 1 , 14; X : 2—5 , 10, 14; XV : 34 ; X IX :1 8 ,2 2 , 23.
1 Krön. VI; 78, blijken Remeth, Ramolh en Jarmuth verschil-
lende namen te zijn voor dezelfde stad. Zij werd denLevieten
toegewezen.
Jeba en Fentahomieh komen vervolgens in het gezigt, tegen
eenen bergrug, dien men met een slingerpad beklimt, latende
deze beide dorpen ter linkerhand liggen. Jeba is het straks
gemelde Oeba, en Fentahomieh is reeds door vroegere reizigers
als Pentacomia herkend geworden. Zoodra men op de hoogte
is gekomen, ziet men het schilderachtige SUeh, met zijne witte
koepeldaken, in eene rijk met olijfbosschen begroeide vallei,
voor zieh liggen. De hellingen der bergen zijn hier allen met
terrassen aangelegd, en biedeu daardoor meer schaduw aan, dan
anders het geval zouden zijn. Aan de O.zijde van het dorp is
de fontein, waarvan de inwoners hun water hebben. De bergen
vormen eene soort van kom, in welker holte het dorp is gelegen,
terwijl zij met. eene diepe vallei naar het westen afloopen.
De grootste verheffing van het gebergte lag onmiddellijk aan
onze linkerhand en benam aldaar alle gezigt. Ik kreeg nu een
duidelijk denkbeeid van den bergknoop van Samaria, die hier
zijne zamenvlechtingen vormt en tusschen SUeh en Samaria
eenen breeden rotsachtigen dam heeft, dien men siechts heeft
over te trekken om het wijdberoemde dal van Samaria in al
zijne pracht en uitgestrektheid voor zieh te zien. Het gezigt
der Middellandsche Zee möge te SUeh een oogenblik de aan-
dacht boeijen; als men, nog een groot half uur verder, op
Samaria's noordelijken bergrand staat, houdt een betooverend
panorama het oog naar het ZO. gevestigd.
En, vraagt gij misschien, wat mij dreef om SUeh voorbij te
trekken, waar ik eerst meenens was den nacht te vertoeven ? Al
reizende, had ik mij beter beginnen te gevoelen, en eenmaal zoover
gevorderd zijnde, wenschte ik gaarne naar Samaria door te gaan.
Ik stond daar op de plaats, waar ook eenmaal omri zal
gestaan hebben, toen hij den bergkom van alle zij den omtrok,
zwanger van het voornemen om den heuvel van semer te koopen
en tot zijne koninklijke residentie te maken , daar het paleis
te Thirza verbrand was, en de gelegenheid dezes bergs, boven
den heuvel waarop Thirza lag gebouwd, zeer verre de voorkeur
verdiende. Ik stem niet met Dr. robinson en andere hem