HET KARMEL-GEBERGTE EN DE LANDSTREEK
DAAR BEZÏÏIDEN.
’ Ain-Haud 1 Maart.
Mijn vriend!
Nadat ik gisteren morgen mijn brief aan u had afgezonden,
vernam ik, dat Br. schwartz en den heer uogers ook hier
waren aangekomen. Eerstgenoemde zou trachten eenige inwo-
ners te verzamelen in de woning van den N. Amerikaanschen
Cons. Agent, om hen het Evangelie te verkondigen. Daar dit
echter in het Arabisch moest geschieden, zou het voor mij verloren
zijn. Zoo stapte ik dan na het ontbijt met Dr. kalley
op. Wij begaven ons naar de helling van den Karmel, ter
plaatse waar een breed pad naar het klooster voert, op den
uitersten NW. hoek des bergs. Daar zaten wij neder, in on-
gestoorde afzondering, onder den schaduw van een der oude
olijfboomen, en lazen te zamen het XVIII. hoofdstuk van het
1. Boek der Köningen en voorts eenige andere Bijbelplaatsen
zoo als 2 Kon. I I : 25 en IV : 25 waaruit blijkt dat de Karmel
eenen tijd lang e l isa tot woning heeft verstrekt; 2 Kon.IX:23
waar het woord Karmel door onze overzetters is vertaald met
//uiterste berg,” in welks woud de koning van Assyrie dreigde
te komen *); 2 Krön. XXVI: 1 0 , waar het van koning tjzzia
heet, dat hij //een liefhebber zijnde van den landbouw, akker-
lieden en wijngaardeniers had op de bergen en Karmel (in onze
overzetting //vruchtbare velden”); Hoogl VII:5, waar hethoofd
van Christus’ Bruid” vergeleken wordt bij Karmel; Jesaja
XXXV : 2 waar eene belofte gegeven wordt aan // de woestijn
en de dorre plaatsen,” dat ze bekleed zullen worden met het
sieraad van Karmel en Saron; en dan de vloekprofetië van
Arnos 1:2 //de hoogte van Karmel zal verdorren.”
Het oder van e lia , op KarmeVs hoogte, en de getuigenis,
die God hem gaf tegen over het gansche Israël, dat Hij de
Heer is en niet Baäl, riep ons tot ernstige //volharding tot
den einde toe”; 1) terwijl Gods wonder voor e lia gewrocht, ons
bemoedigde, om alle vervulling van Zijne beloften, met lijd-
zaamheid en ootmoedig geloofsvertrouwen te verwachten. Na-
tuurlijk, niet waar, dat wij begeerig waren om de regte plaats
te weten en ook te bezoeken waar het Hemelsch vuur, het offer
had ontstoken en //het hout en de steenen, en het stof had
verteerd, ja het water had opgelekt, hetwelk in de groevewas.”
Natuurlijk dat wij aangespoord werden om de hoogten en de
valleijen te onderzoeken van eenen berg, die eens zoo heerlijk
was bekleed, dat hij het // hoofd der Bruid ” tot een beeid kon
dienen, eene heerlijkheid, die echter aan de buitenzijde des
Karm-els geenszins is te bemerken, daar noch zijne kale een-
vormige rotsige ruggen, slechts schaarsch met kort en doornig
struikgewas begroeid, noch zijne effen doorloopende toppen-lijn
eenige aantrekkelijkheid aanbieden, vooral niet als men uit de
schilderachtige bosschen van Nafthalis en AseVs bergen den
Karmel van het noorden nadert. Wij hadden bereids eenige
schrijvers opgeslagen, die op verschillende wijze KarmeVs yrucht-
baarheid en sieraad hebben uitgelegd; ook de vrome Schotsche
reizigers van 1839, die zieh veel moeite gegeven hebben om
de schoonheid en heerlijkheid van dezen berg te doen uitkomen;
maar wier verhaal ons toch tamelijk onvoldaan liet, daar wat
men er ook van zeggen möge, en welke moeite men zieh geve
om den Karmel bij zonne op- of ondergang met eene fraaije be-
lichting als heerlijk voortestellen, de Bijbeluitdrukkingen hier-
boven aangehaald, daarmedë niet worden geregtvaardigd. Zoo
ook de verdorring van KarmeVs top, die een ander reiziger in
vrome zucht naar profetie-vervulling meent gezien te hebben in
de kaalheid van den NW .hoek des bergs, waarop het klooster
is gebouwd. Hoe fraai de beschrijvingen van den Karmel ook