eens het // Huis des H e e r e n ” stond; de nederige olijfberg
met zijne weinige olijfboomen en met eene Turksche moskee
gekroond; dáár in de verte de Moabitische bergen, aan gind-
sche zijde der Doode zee, met hunne doorschijnende lichtblaauwe
tinten; en eindelijk van binnen een hart, dat zoo gaarne in
gebed en trauen zou willen wegsmelten, maar onder den in-
druk van zoo v e l e en zoo g r o o t e dingen als yerstomd en
gevoelloos is — hoe, hoe zou de ik u dat kunnen voorstellen?
Vele reizigers hebben bunne gewaarwordingen bij het eerste
aanschouwen van Jeruzalem te boek gesteld. Ik verklaar er
mij onbekwaam toe. Vraagt g ij, wat het dan was, dat predomi-
neerde, liefde tot jezus, eerbied voor de //heilige stad” of
smartgevoel over Jeruzalem s tegenwoordigen staat? Ik kan er
u niet op antwoorden. En kon; ik ook al, ik zou nogtans
zwijgen. Het hart heeft zijne geheime kameren, heiligdommen
waar zelfs.de vriend geen toegang heeft; waar deze, indien hij
er kon binnentreden, in het duister zou rondtasten, niets zien,
niets begrijpen — alléén zieh stooten en schade aanrigten.
’t Is misschien in uw oog verkeerd, maar dat zij zoo, ik
steeg van mijn paard, uit een instinktmatig gevoel van, eerbied
voor de // Koningstad ” toen ik de Jaffa- of Bethlehems-poort
binnen trad. Van het stoorende vragen om baksjiesch door de
Turksche wacht, bij die gelegenheid, zal ik maar niet spreken.
Het zou u ontstichten. Ook van mijn gaan door de straten,
naar het huis van zekeren m a x u n g a r , een bekeerden Israeliet,
dien men mij voor het verhuren van kamers had aanbevolen,
zwijg ik voor ditmaal. Genoeg voor u thans te weten, dat ik
hier goed gelogeerd ben, nabij de JDamascus-^ooxt. Mij dunkt,
gij zelf moet voor het oogenblik niets meer verlangen te verneinen.
Ik sluit dan dezen met hartelijke heilbede. Vaarwel!
te.' J&fr-Jhirrei