dien ik zoo gaarne van hier in al zijne majesteit had aan-
schouwd, was achter een graauw gordijn van dreigende wolken
verborgen.
De gezigten van Kdlat-es-Sjukief behooren tot de zoodanige
in het Heilige Land, welke, bij veel onderlinge overeenkomst,
evenwel eene verscheidenheid hebben, waardoor ze steeds nieuw
zijn, altijd boeijend, altijd indrukwekkend. Hoe zal ik u in
het rond doen blikken, ginds in het noorden, tusschen de
boschrijke bergmassa’s van den Djebel Rihan, tusschen wiens
ruige toppen gedurig nu en dan wolkgevaarten henen drijven,
(Waaruit heden geen blijvend goed weder was af te leiden), terwijl
de valeijen van Ljermak en van de Zaharani-rivier met schitte-
rend zonnelicht schijnen te juichen? Welke woorden zal iktoch
gebruiken om u de kronkelingen van den Leontes-stroonx af te
schilderen: geen tamme, zilveren, kromme lijn, met vlakten en
bouwvelden omgeven, geen breede watervlakte, waarin zieh heu-
velen en dalen, steden en dorpen aan de oevers spiegelen; neen,
een wilde bergstroom, wiens groene wateren met wit gebruisch
over eene bedding van rotsen afrollen, eene reusachtige slang
gelijk, die, tusschen schrikkelijke Totsen, vele honderde, soms
meer dan duizend voeten diep, geboeid ligt in den afgrond,
en zieh altijd wringt en kronkelt om uit dien geul te ont-
komen, maar .nimmer ontkomen kan, tenzij dan bij de zee,
waar zij anderhalf uur ten noorden van Tyrus hare slingeringen
voleindigt. Zal ik u niet duizelig maken, als ik u v raag, u in
gedachten over den verst uitstekenden muur des kasteeis te
leggen en dan 1500 voeten, dat is eene hoogte van vijf groote
torens op elkander, naar beneden te zien, om aan den voet
der schier loodregte rots van Sjukief de Leontes voorbij te
zien stroomen? Daar beneden brüllen en woeden hare golven
met oorverdoovend gedreun; maar tot dit verheven standpunt
rijst hunne stem niet omhoog. En nu nog die wijdberoemde
vlakte van Ijon de Merj-Ajoun aan gene zij de der rivier, met
hare vruchtbare akkers en rijke waterleidingen. Een panorama
van bergen en dalen d a t dat gij zelf moet komen zien
om het te kunnen begrijpen.
Aan de westzijde van het kasteel ligt op de hooge rots
een dorpje, El-Hamrah geheeten, waar eenige groote oude Vierkante
steenen de localiteit eener voormalige stad verraden. Het
is mij bij het nazien van sommige oude schrijvers duidelijkgegeworden1),
dat hier het Rama stond van Josua XIX: 29,
längs hetwelk de grensscheiding van aser’s erfdeel heen liep,
juist waar de Leontes zijnen zuidwestelijken loop eindigt, om
van dit punt westwaarts naar zee te stroomen. De geleerden
willen, dat Harama de Hebreeuwsche vorm van het woord is.
Yolgens vers 28 en 29 van Joz. XIX schijnt mij het land
tusschen el-IIamrah, Sidon (Saida) en Tyrus (Sour) het noor-
delijkste gedeelte van a ser ’s stam te hebben gevormd.
Terwijl w il l iam en nicola zieh vermaakten met groote
steenen naar den afgrond af te wentelen, dien ze na eenige
seconden met vervaarlijke sprongen en met eenen nasleep van
losgerukt rots-gruis bereikten, sloeg ik robinson’s aanteeke-
gen en Thomson’s beschrijving van Kalat-es-Sjukief open. Het
speet mij van deze schrijvers niet meer dan eene körte vermel-
ding van een nemen en hernemen door Kruisvaarders en Sara-
cenen te kunnen vernemen. Hoe gaarne zou ik de lotgevallen
hebben gekend aan deze ontzaggelijke vesting verbonden. O ,
dat hare muren en grachten, hare booggewelven en onderaard-
sche gangen konden spreken!
Het kasteel behoort thans aan den Matawileh-vorst, hamed-
e l -beg , de Gouverneur van een deel des distrikts Belad-besjara,
die in de kasteel-ruSXe van Tibnin zijn verblijf houdt.
Waren het de betooverende gezigten van deze hoogte, waren
het de trotsche bouwvallen zelve, of was het een gevoel,
dat bij het bezoeken van zulke indrukwekkende oudheden den
reiziger als aan de piek gebonden houdt, ik weet niet wat
het was, dat ons hier zoo lang ophield; maar toen wij de
paarden weder bestegen, om längs Arnoun het voetpad naar den
Jisr (brug) el-Chardeli over de rivier af te dalen, ontwaarde
ik met schrik dat het reeds 2 ure in den namiddag was. De
zon gaat thans i voor 5 ure onder. Hdsbeiya lag nog ruira
5 uren van daar. Onze goederen waren reeds lang vooruit.
Zon der hen in de kasteel-ruine den nacht over te blijven,
was om meer dan eene reden ondoenlijk. Wij haastten ons dan
zoo veel wij konden; maar met dat al, men komt over het
steile ruwe rotspad, tusschen de doornachtige, körte Spina Christi-
struik, een gewas dat hier de meeste berghellingen bedekt, niet
hard vooruit. Daarbij dreigde een andere nood. Beusachtige
1) E u s e b iu s , b b e id e n b a c h , l e t r e s d e v o t , en z.