Maar kom aan, vergun mij u mede te nemen naar j a k o b s
fontein. Gij zult mij bij onze 't huis lcomst nog beter verstaan.
Over de stad Sic/tem, die wij in hare volle lengte hebben door
te gaan, midden door de drukke bazarstraten, nu met allerlei
volk, doch meest met Moslems gevuld, aan wien deze dag als
den Heer toegewijd vreemd is, over deze stad wel eens wat bij
eene andere gelegenheid. Wij komen nu buiten hare oostelijke
poort onder de sehaduw van een olijven bosch, dat zieh nog
ruim een half uur verder naar het O. uitstrekt. Oude boomen
zijn er onder, die reeds Vele eeuwen hebben zien voorbij gaan.
Tusschen hunne wortels herkent gij hier en daar den regelma-
tigen steenvorm van vroegere fondamenten. Het schijnt, alsof
Sic/tem ten tijde van j a k o b hier gestaan heeft; want wij lezen,
dat yyhij zieh legerde in het gezigt der stad,” en een deel van
die legerplaats was het, dat hij zieh ten eigendom kocht, en
waar hij den put groef voor zieh, zijne kinderen en zijn vee.
Dezen put nu is een groot half uur Van de stad verwijderd,
buiten de eigenlijke Sichemsche vallei, dat is, niet meer tusschen,
maar voorbij de bergen Mbal en Gerizim. Eene vallei,
ruim drie uren lang van het N. naar het Z.* en bijna f uurs
breed, wacli-el-Mochna geheeten, loopt hier dwars voorbij het
smalle waterrijke Sichern-dal. Aan de overzijde dezer vallei
verheft zieh weder een ander gebeTgte met dorpen en valleijen,
die langzamerhand naar den Joräaan afdalen. Yan SuJc/coth körnende,
dat ten NO., 8 h 9 uren van Sichern, aan den Joräaan
is gelegen1) , en de eerste legerplaats des aartsvaders schijnt
geweest te zijn, nadat hij de rivier was overgestoken, trok hij
door de wadi-el-Mochna zuidwaarts, tot dat hij het dal tusschen
den Ebal en Gerizim ontdekte. Het loopt van dit punt op-
waarts, zoodat de legerplaats van j a k o b vele voeten lager was
gelegen dan de stad. Ten zij nu Sichern aan den ingang van
het dal hebbe gelegen, zoo kon hij van zijne tent de, stad niet
ontdekken. De fondamenten, die wij hier dus_ tusschen de olijf-
boomen zien, geloof ik, mögen wij met zekerheid voor die van
de oorspronkelijke stad houden. En is dit zoo, dan vervalt ook
de zwarigheid, die sommige reizigers hebben gemaakt, alsof de
oude put el-Eefna, halverwege tusschen het tegenwoordige Sichern
en de j a k o b s fontein, misschien de regte put kon wezen,
en niet diegene, die men er algemeen voor houdt; want, zegt
men, de put el-Eefna ligt zoo na bij de stad, en heeft zulk
uitmuntend water, dat het niet waarschijnlijk is, dat de vrouw
(van Job. IY) deze zou zijn voorbij gegaan, om haar water uit
de diepe put van j a k o b te halen, die zooveel verder is verwijderd.
Maar heeft Sichern zoo veel meer oostwaarts gestaan,
gelijk de Schrift schijnt aan te wijzen en de fondamenten doen
veronderstellen, dan is de put el-Eefna eertijds in en niet buiten
de stad geweest. Daartegen kan men verder aanvoeren,
dat uit het geschiedverhaal van J o h a n n e s blijkt, dat de put op
eenen zekeren afstand was gelegen, en dat dus het aloude Sichern
ten tijde des Heilands reeds verplaatst was, waar het heden
ten dage wordt gevonden. Maar ook daarmede wordt de iden-
tificatie van j a k o b s put niet verzwakt; want was het ook geene
algemeene gewoonte bij de Sichemsche inwoners van dien tijd,.
op zoo grooten afstand van de stad hun drinkwater te halen,.
dan is het nogtans uit de woorden der Samaritaansche vrouw
duidelijk te zien, dat zij grooten eerbied voor die put koes-
terde, en het is niets buitengewoons, dat zoodanige bijgeloo-
vige eerbied de vrouw een kwart uur verder deed gaan, dan
volstrekt noodig was om hare behoefte aan drinkwater te ver-
vullen. Deze onbeduidende tegenwerpingen zijn ook reeds zoo
menigmaal in reisbeschrijvingen wederlegd geworden, dat ik u
niet op nieuw daarmede wil ophouden.
Zetten wij ons liever aan de zijde van den put neder.
Is dat gat daar in den grond, uit drie of vier groote ruwe
steenen gevormd, die geen twee voet ruimte openlaten, is dat
dan de put van j a k o b , vraagt gij ?
Ja, mijn vriend, dat zelfde gat. Laat het u niet a! te zeer
teleurstellen. In de dagen van je z t js zal de put er wel anders
hebben uitgezien; misschien overdekt met een gewelf, of
althans voorzien van eenen opgehoogden steenen ringmuur. Maar
twee oorzaken zijn sedert werkzaam geweest om dezen put,,
gelijk zoo menige gewijde piek in dit land, geheel van vorm
en gedaante te doen veränderen. Ik bedoel de lange rij van
oorlogen en verwoestingen en de afgodische vereering aan zulke
plaatsen toegebragt. Heeft de eerste oorzaak alles ter neder
geworpen, de tweede heeft alles opgebouwd, maar in eenen staat
geheel van den oorspronkelijken verschillend. Yan het oogen-
blik dat men van de reine leer des Evangelies afweek, en;