toen zij , zijn eigen broeders, hem plotseling aangrepen en .
Hoe verschrikt en als van het onweder getroffen moet de arme
jongeling daar gestaan hebben ! Dat woord // wiens benaauwdheid
der ziele wij zagen, toen hij ons om genade bad, maar
wij hoorden n ie t1) ,” laat ons eeniger mate zijn toestand in
het veld van Dothan kennen.
En was het niet längs dezen weg, dat de koning van Syrie
met een zwaar heir van wa^enen en paarden afkwam, om, on-
der begunstiging van het nachtelijk duister, Dothan te omsin-
gelen, waar toen e l i s a // de profeet van Israël ” zieh ophield,
die aan Israels koning al de schuilhoeken van den Syrier te
kennen gaf? Ja, van dien te l, omringd door paarden en wa-
genen, klonk eens dat groote woord: //Yrees niet; want die bij
ons zijn, zijn meer, dan die bij hen zijn.” Des Heeren heir-
leger beschermde e l i s a . //De geheele berg lag vol vurige
paarden en wagenen” 2).
Zoudt gij, mijn vriend! hier niet met mij in blij gejuich en
ootmoedig vertrouwen den 91. Psalm hebben aangeheven?
De weg, dien ik nu volgde naar Sileh, was in de dagen van
Israëls koningen de groote hoofdweg van het zuiden naar het
noorden des lands. Door deze vlakte, längs deze heuvelen,
voorbij vlekken en steden, die nu misschien nog door de
dorpen Merhi, Mogârah, Zawi, Anza en anderen vertegen-
woordigd worden. De groote steenen, waarmede dien weg was
geplaveid, liggen er nog, hoewel meest opgebroken en op
zijde geschoven. Geen Eomeinsch maaksel is het, maar oud-
Israëlitisch ; want de groote steenen geven dit duidelijk te
kennen, daar de Eomeinsche bestrating der Dalestina-wegen
meestal aan kleinere vierkant gehouwen steenen kan worden
onderscheiden.. Misschien wel is het verlaten van dezen weg
en het aanleggen van een en nieuwen van Samaria naar Ginea,
in de dagen van j o s e p h u s , de oorzaak, dat van den ouden
koningsweg van; Samaria naar Jizreël zoo veel is bewaard ge-
bleven. Hier was het dan, dat e l i s a de met ver blinding ge-
slagen Syriërs heenleidde naar Sam,aria; hier kwam b e n h a d a d
een en ändermaal tegen de hoofdstad van Israël met zijne ont-
zaggelijke legerbenden op s) ; hier trok het gevankelijk wegge-
voerde Israël längs, toen de koning van Assyrie tegen Israëls
laatsten koning, hosea was uitgetogen en Samaria had neder-
geworpen, opdat de stad nimmermeer zou worden verheven tot
hetgeen zij sedert hare verheffing door omri was geweest D ; en
°°k längs dien weg zal wel het grootste deel van juda’s ge-
vangenschap zijn heengetogen, toen nebukadnezar Dermalem
had veroverd en //wie overgebleven was van het zwaard weg-
voerde naar BaleVz). Achab en jeh u , e l i a en e l i s a , hebben
menigmaal dien weg betreden, en ook de gezegende voeten
onzes Heeren jezus ch r istu s hebben op de reis van Galilea
naar Dermalem en weder van Dermalem naar Galilea 3) dezen
weg gedrukt.
Hetzij in de breede vallei, die van Dothan naar het ZW.
afloopt, hetzij in de engere wadi, een eind verder naar de Sa-
inarisehe zijde, overal zag ik het land bebouwd, en dat met
lagchende groene akkers, die eene treffende getuigenis gaven van
de vruchtbaarheid dezer streek. Midden tusschen de welig tierende
velden lagen echter sommige stukken geheel verdord. Ik
vroeg mijnen gids, wat hiervan de oorzaak was; waarop hij
antwoordde, dat het zekere worin is , die den halm aan den
wortel afknaagt.
■— En als die worm zoo menigvuldig en zoo schadelijk is,
beproeft men dan geene middelen, om het kwaad uitteroeijen ?
. — Wat middel zal men tegen Gods hand beproeven? graauwde
hij mij toe.
Ziedaar in twee woorden den sleutel tot het verval van alle
Mohammedaansche natien: de leer van het fatalismus. God
wordt door den valschen profeet als de oorzaak van alle kwaad,
dat den mensch treft, voorgesteld. Het //roept Mij aan in
den dag der benaauwdheid, en Ik zal er u uithelpen, en
gij zult Mij eeren” 4) is voor den armen Moslem verborgen, en
ook het // zoo waarachtig als Ik leef,: spreekt de Heere heere ,
zoo Ik lust heb in den dood der goddeloozen! maar daarin
heb Ik lust, dat de goddelooze zieh bekeere van zijnen weg en
leve” 5). Daarom is hun ook de liefde Gods, die de wereld
met zieh zelven verzoende door het kruisoffer van Zijnen eenio-
geboren Zoon, en de liefde des Heilands, die de zonde der
wereld, als het Lam Gods op zieh nam, en wegdroeg, een aan