des lands uit hunne bezittingen te verdrijven, //werden ze
hun tot doornen in hunne oogen en tot prikkelen in hunne
zijden ” 1) I z é b e l , de dochter van ETH-BAäu, den Koning der
Zidoniërs, die toen te Tyrus zijn hof gehad schijnt te hehben,
huwde met a c h a b , den Koning van Israël, hetgeen hem, en
Israël door hem, zoo diep in zonden deed wegzinken, dat er
van hem staat, dat hij //nog meer deed, om den Heer, den
God Israëls, tot toorn te verwekken, dan alle Koningen van
Israël, die voor hem geweest waren;” 2) en //er was niemand
geweest gelijk achab , die zieh zelven verkocht had om te doen
dat kwaad is in de oogen des Heeren, dewijl iz é b e l , zijne
huisvrouw, hem ophitste.” 3) Israël ging te gronde door de
äfgoderij, waarmede zij het volk van den Heer deed afkeeren ,
en Juda had niet minder rouw te bedrijven over de eilende,
die a t h a l ia , IZÉBELS dochter, nadat je h o r am , Koning
van Juda haar had gehuwd, het door dezelfde zonde berok-
kende 4).
Maar het uur was nabij, waarin de hoogmoed van Tyrus zou
vernederd worden. Het Woord des Heeren, de //last van Tyrus,
werd door zijne profeten gesproken; s alma na s ser, de geesel
van het Oosten, kwam met een magtig heir opdagen. Het // oude
Tyrus” viel in de dagen van h iz k ia , Koning van Juda , in
zijne handen, terwijl de vesting op het eiland vijf j aren lang
te land en te water werd ingesloten. Vijf jaren! — welk
een bewijs voor de sterkte dezer stad. Dit was nogtans slechts
het begin van de vervulling van Gods Woord. Een ander
beleg van 13 bange jaren werd door nebukadnezar ongeveer
150 jaren later om Tyrus geslagen. Hij was het werktuig der
verwoesting door den Heer daartoe verwekt, en volbragt aan
haar al wat de profeten hadden gesproken 5).
De tijd, die alles heelt of alles verwoest, heeft de wonde
van de eiland-stad nogmaals genezen. Na 250 jaren stond er
weder eene prächtige koningstad Tyrus, met eene voorstad op
den vasten wal. Toen schijnt de stoute onderneming voor
1) Num. XXXIII : 52—55. 2) 1 Kon. XVI : 31—83. 8) 1 Kon. XXI: 25.
4) 2 Kon. V III: 18 ¡2 Krön. XXII—XXIII. 5) JeS. XXIII; Ez. X X VI.—
Met het oog op vers 7 tot 12 van Ez. XXVI schijnt het mij, dat Prof. Ro b in so n
dit gedeelte van. de H. Schrift niet al te naauwkeurig heeft nagezien als hij zegt:
dat » ons niet gemeld wordt (door geschiedschrijvers jnisschien?) dat Tyrus ten
laatste (na die 13 jarige helegering) werd ingenomen.
hare bemagtiging te hebben plaats .gehad door Alex a n d er
van Macedonie. Hij naderde met zijne stürmende legerbenden
het eiland over die wonderlijke brug van puin en duinzand
die hij tot een eeuwig getuigenis van zijn’ grooten geest deed
opwerpen, en in het jaar 330 voor ch r istu s werd, na een
beleg van 7 maanden, aan Tyrus voltooid wat van de profetie
nog niet tot in hare minste letter was vervuld geworden.
Möge er al in onze dagen onduidelijkheid gevonden worden in
de profetien aangaande Tyrus, waardoor men niet regt weet
welke woorden tot de eerste, en welke tot de tweede verwoesting
betrekking hebben, zooveel is zeker, dat geen reiziger
Tyrus kan bezoeken, zonder de meest volkomen overtuiging te
verkrijgen, dat van al hetgeen de Heer over die wereldbe-
roemde stad heeft gesproken, niet een enkel woord is teraarde
gevallen. Zelfs de ongeloovige volney werd door deze wer-
kelijkheid tot in het binnenste zijns harten geschokt; en heeft
hij, de waarheid van Gods Woord ziende, toch niet willen ge-
looven, gelooven dat God regtväardig is, en de zonde niet on-
gestraft kan laten, maar tevens hem lief had, zoo lief, dat hij
hem in chr istus met zieh zelven verzoende, nogtans heeft hij
moeten erkennen, dat de h e e r e alwetend, en almagtig is, en
dat het vreesselijk is in zijn oordeel te vallen.
Tyrus heeft zieh als voorname handelstad nog een en ander-
maal opgerigt; eerst onder de heerschappij der Seleuciden,
daarna onder die der Romeinen; maar hare oude grootheid heeft
zij nimmer herkregen. De laatsten hebben Tyrus destijds tot
hoofdstad van Phoenicie verheven. In den tijd der eerste
Christenen was Tyrus als hoofd-bisdom voornaam, daar onder
hären aartsbisschop de bisschoppen van Khaifa, \Akka, Sarepta,
Sidon, Baniäs, Beyrout, Biblis, Botrys,, Tripolis, Orthosia,
Arekis, Aradus, Törtosa en Maralkea behoorden.
Een van de latere bisschoppen van Tyrus, gewoonlijk w il -
lem van Tyrus genaamd, die tijdens de verovering van Pales-
tina door de eerste kruisvaarders leefde, heeft niet weinig bij-
gedragen om ons met de geschiedenis en gesteldheid, niet alleen
van Tyrus, maar van het geheele land, in die dagen bekend te
maken. Het wäre te wenschen, dat zijn böek meer algemeen
gevonden werd.
Tan 636 tot 1125 was Tyrus onder de magt der Saracenen.
Toen kwam de sterke vesting in handen der kruisvaarders. Van