wij ook C h r i s t u s naar het vleesch gekend hebben, nogtans
kennen wij hem nu niet meer naar het vleesch.” x) Was het
genot van godsdienstige indrukken en een leven van heilige
gewaarwordingen afhankelijk van het bezoeken der zoogenaamde
heilige plaatsen, Gods Woord hadde, in plaats van hetzooher-
haald en nadrukkelijk gebod des Heeren j e z u s , om // onzen
Vader, die in den hemel is, te bidden om den Heiligen Geest2) ,
een voorschrift bevat, bevelende ons, pelgrimstogten te doen
naar JPalestina, en wee degenen, die door te verren afstand,
levende aan de einden der aarde, of door krankheid, of geld-
gebrek zulke togten niet zouden kunnen ondernemen. Bittere,
zielverdervende uitvinding van den mensch! Neen, zoo is de
leer van j e z u s niet. Het leven in gemeenschap met God, de
verborgen omgang met den Zaligmaker is ten eenenmale onaf-
hankelijk van plaats en oord. //Die mijne geboden heeft, en
dezelve bewaart, zegt j e z u s 3) die is het, die mij lief heeft;
en die mij lief heeft, zal van mijnen Vader geliefd worden; en
ik zal hem lief hebben, en ik zal mijzelven aan hem openbaren.
Zoo iemand mij lief heeft, die zal mijn woord bewaren; en
mijn Vader zal hem lief hebben, en wij zullen tot hem komen,
en zullen woning bij hem maken.”
Gij zult het mij dan niet misgunnen, mijn vriend, dat gij
niet, gelijk ik, de fontein van ja ic o b hebt mögen bezoeken.
Van mijnen kant moet ik met dankbaarheid op‘de aldaar on-
deTVonden teleurstelling neder zien. Mag ik in deze ondervin-
rlincr ook niet de vervulling erkennen van hetgeen de Heiland
tot de Samaritaansche zeide: //de Vader zoekt ook dezulken,
die Hem alzoo aanbidden?” Waarlijk het was een zoeken, die
bestelling der Arabieren aan den put, die mij verhinderden om
in het dwalen van eene opgewekte gevoelsgodsdienst voort te
gaan.
En hier leg ik de pen neder. Moede van het reizen en moede
van dezen langen brief. Moede en mat te zijn is een lijden,
als het een hoogen graad bereikt; maar ook eene kostelijke
gelegenheid om de liefde van j e z u s , zoo als die zieh open-
baart in Joh. IV : 6 en Hebr. IV : 15, te leeren waarderen.
Hij, de Almagtige, de Schepper van hemel en aarde, zat ver-
1) 2 Cor. V : 16. 2) Matth. V I I 1 7—11. Luk. X I : 9—13. Jak. 1 : 5 , 6 .
3) Joh. XIV: 21, 23.
moeid neder nevens de fontein Hij // de man van smarten,
en verzocht in krankheid,” niet //een hoogepriester, die niet
kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar die in
alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder
zonde.”