gen noemen in hun dagverhaal het dorp Birhom; doch naar
het mij schijnt, tengevolge van een niet te aandachtig luisteren
naar de uitspraak van het woord door de inlanders.
Bij den broeder van onzen van Ibl meegekomen inlandschen
doctor namen wij intrek: als naar gewoonte paarden en menschen
in den vertrek. Ruimte genoeg, maar ach! een huis
vol rook. De bewoners van deze plaats zijn meest alle Maronieten,
en eenige weinige Joden. Het dorp ligt op eene berg-
hoogte, die naar het Z. stijl afloopt, en omringd is door ver-
scheidene andere heuvels, die het gezigt in het rond belemmeren.
Slechts de Djehel-Djermah, de hoogste bergschakel van Galilea,
verheft in het Z. zijne boschrijke ruggen, boven de heuvelen uit.
De valleijen, welke tusschen deze heuvelen doorloopen, zijn met
liefelijk struikgewas, voornamelijk de doorneik, begroeid. Met
welk een genot heb ik daar gewandeld, als in een natuurlijken
tuin. Daar wordt het vogelgekweel door niemand gestoord;
daar schijnt het veldhoen geene scliuwheid te kennen, noch de
tortelduif eenig kwaad te vreezen. Liep er ook al geen berg-
stroom neer over de drooge bedding, daar de regen sedert eenige
dagen had opgehouden, zoo hadden nogtans de koolvormige
keijen in de drooge geul hare aantrekkelijkheid: want stuk
gesmeten, vertoonden zij aan den binnenkant den fraaijen nier-
vormigen C/alcedon, in znlk een rijken overvloed, dat men er
verscheidene kameelvrachten van zou kunnen wegvoeren.
s’Avonds ontbrak het ons niet aan bezoekers, tengevolge waar-
van onze verzameling van opgaven omtrent ruinen en dorpen
weder aanzienlijk vermeerderde. Wat oefenschool voor mijne
toekomstige togten, als ik mij met p h il ip onder de inlanders
alleen zal bevinden! De soort van vragen, en de wijze waarop
broeder Thomson ze de een den ander verifieerende inrigt, om
achter datgene te komen, wat hij wenscht te weten, worden mij
thans gemeenzaam. Ik ben overtuigd, dat een vreemdeling, zon-
der zulk eene oefening, weinig te weten komt en groot gevaar
loopt van verkeerdelijk ingelicht te worden.
Digt bij Kefr-Buneim liggen twee belangrijke dorpen eil
t j is j (het oude GisJcala) in het ZO. en Sasa in het ZW. Wij
bezochten ze echter niet, daar gebrek aan tijd ons naar Tyrus
voortdreef. Op de reis daarheen hadden wij de voldoening het
oude Eazor van Jozua XI : 1 , 10, 1 1 en XIX : 36 weder te
vinden, welks ligging sedert de laatste drie honderd jaren verloren
geraakt schijnt te zijn, en niet weder op de regte plaats
gezöcht; welligt ten gevolge eener onnaauwkeurige uitdrukking
van jo z e ph ü s , die Ilazor besehrijft als boven het meer van
Merorn gelegen, eene verwarring, nog vermeerderd doorderu'ine
Haziri, ten NO. van Banias, welke Thomson en andere rei-
zigers bezochten, en die sommige kamer-geleerden voor het
oude Hazor hebben gehouden.
. Van Kefr-Bu/rreim liep ons pad voor ruim een uurtijdsdoor
eene ruige vallei, en daarna over eene door bergen ingesloten
vlakte, van 25 rainuten middellijn, aan welker westelijk einde
het dorp Bemesj ligt, digt bij den ingang van drie nieuwe
valleijen, wier opening door eenen heuvel wordt gedekt, waarop
wij eene ru'ine vonden, door de inlanders Hhourah of Hhorak
genoemd, misschien Hörern van Josua X IX : 38. Had ons een
gids van Bemesj de plaats niet aangewezen, het ware ons on-
mogelijk geweest de ruine te ontdekken, ofschoon wij er om
zoo te zeggen rakelings längs heen passeerden: want de eiken
struiken hadden ook het geringste spoor van vroegere bewoond-
heid bedekt. Toen wij echter deze wildernis onderzochten, vonden
wij een aantal oude putten, bouwsteenen, kolomstukken en
potscherven over den heuvel verspreid. Ik zag uit dit voor-
beeld, hoe onmogelijk het is, de ruinen in dit land uit te vinden,
zonder de aanwijzing der inlanders, en tevens hoe waar-
schijnlijk het is, dat er, bij meer onderzoek met hunne hulp,
nog vele van Israels verloren geraakte O O steden zullen worden
teruggevonden. Een klein half uur voorbij Hhourah kwamen
wij aan eene vlakke bergglooijing, waar eenige landbouwers
ploegende waren tusschen oude overblijfselen van gebouwen. Hier
is Hazor, nog Hazour en Haziri genoemd, een der uitgestrekt-
ste ruinen, die ik tot hiertoe heb gezien. Onder de vele nog
half overeind staande muren ziet men er een gewelf, door de
inlanders //kabour” of grafkelder genaamd, welks ingang door puin
versperd was; maar waarvan wij hoorden dat de inwendige, on-
deraardsche ruimte zeer uitgestrekt moet zijn. Wild geboomte
en olijfplantsoen houden Hazor voor het oog van den voorbij-
ganger verborgen, wiens aandacht veel meer getrokken wordt
door een dorp aan de overzijde (ten N.) van den weg op eenen
hoogen heuvel gelegen. Zeer oude reisbeschrijvingen geven Hazor
te dezer plaatse op. Een kwartier voorbij Hazor traden wij
eene nieuwe wadi binnen, doch van een veel meer rotsachtig