stoomboot van den 4. of 28. van iedere inaand over Malta en
Alexandrie direct naar Beyrout. Maar dan moet men bij aan-
komst te Beyrout 5 dagen quarantaine houden; en het quarantaine
établissement aldaar wordt het slechtste van den geheelen
Levant genoemd, wemelend van ongedierte. Wat zou men niet
doen, om die lästige quarantaines te ontloopen ! Mijn besluit
blijft dus de reis over Smyrna te nemen: Smyrna, Rhodus en
Cyprus te zien, is mij ook niet onverschillig. Ik zal U nader
den dag mijner afreis melden. Mijns onwillens moet ik hier,
afbreken. De goede oude heer jom a r d , van de Bibliothèque
Nationale (vroeger Boyale) heeft mij uitgenoodigd de seance de
l’Institut van heden bij te wonen, daar m. de saulcy eeneme-
dedeeling zal doen van zijne pas volbragte reis naar Palestina;
en ik zie met schrik dat de pendule het uur aanwijst, waarop
de zitting een aanvang zal nemen. Yaarwel dus, beste vriend!
geloof mij steeds uwen
Parijs 27. October.
Mijn Vriend !
Werd ik hier door verschillende oorzaken langer opgehouden
dan mijn wensch was, weldra toch hoop ik Parijs ver achter
mij te hebben. Mijne koifers staan daar nevens mij, gepakt en
gereed: men heeft mij afgeraden eenig buitengewoon artikel bo-
ven het gewoon reizigers-equipement mede te nemen. Hoe minder
hoe gemakkelijker. Slechts een gutta-percha regenmantel
en pantalon en dito overschoenen heb ik mij aangeschaft, om
de winterbuijen in Palestina te kunnen doorstaan.
Voorts heb ik b it t e r , ro bin so n , b it t o en k e it h over het
H. Land bij mij ; een goeden voorraad teeken-behoeften, de
meest belangrijke der tot hiertoe uitgegeven kaarten, en einde-
lijk een verrekijker, kompas en een instrument om opmetingen
te doen. De zoogenaamde Boussole d’arpenterie der fransche ingénieurs
is mij daartoe, om zijne eenvoudige constructie gepaard
met genoegzame naauwkeurigheid, het geschiktst voorgekomen.
Maar ik heb U nog de ontmoeting met den hèer e . de saulcy
en zijne vier reisgenooten mede te deelen. Op de Seance, die
mij onlaugs mijn schrijven deed afbreken, bevond ik mij eensklaps
in het Oosten verplaatst. Ten minste onder oostersche
geleerden. Daar waren de q u a tr em er ; //c’est le Prince de 1 orient,
fluisterde mij de heer jomard toe, de graaf león de la b o r d e ,
v iv ien de st. ma rt in en geen klein getal anderen, meer of
minder geleerd; het gevoel van in deze kleine wereld van geleerden
als bij ongeluk neérgeworpen te zijn, verstoorde soms
mijne aandacht, terwijl ik naar de sattlcy zat te luisteren, die
een betoog voorlas, dat de zoogenaamde graven der koningen,
aan de N. zijde van Jerusalem, waarlijk bevat hebben de sarco-
phagen, aan welke het stof van Juda’s-koningen werd toever-
trouwd. Hadt gij den Btrijd bijgewoond, die onder de Le-
den van het Instituut over dit onderwerp ontstond, gij zoudt
o-ewis de waarheid hebben beaamd van de spreuk: //In veel
wijsheid is veel verdriets; en die wetenschap vermeerdert, ver-
meerdert smart ^).” ’k Moet echter bekennen, dat Mr. de
saijlcy’s bewering, dat de Heilige Schrift zieh wel kan ver-
gissen, en dat al die texten, welke spreken van //hij werd
begraven in de stad Davids’ en soortgelijken, wel misslagen
kunnen zijn, dan toch ook zoo ongerijmd moet schijnen,
zelfs in het oog van hen, die den Bijbel niet voor het Woord
van God houden, dat het mij verwondert, hoe die heer nog met
zoo veel geduld werd aangehoord. In eene andere zitting
luisterde de vergadering nog eens naar eene voorlezing van den
heer de sa u lcy , waarin hij beweerde de ruinen van Sodom,
Gomorra, Adama, Zeboim en Zoar aan de Z. Westkust en in
het gebergte ten W. van de Boode Zee Wedergevonden te hebben.
Ook hier scheen mij de beweerde ontdekking dier overblijf-
selen gansch niet met de topografie der Schrift over een te körnen;
maar tegen het beweren en bezweren van den verdienste-
lijken reiziger, dat hij dáár en dáár die ruinen met hare oude
namen zou hebben gevonden, viel voor het oogenblik niet veel
te zesTEfen. De heer de saulcy en zijne bestrijders sehen en
er zieh intusschen in te verheugen, dat thans een ander onbe-
vooroordeeld reiziger afging, die de waarheid van het beweerde
zou kunnen onderzoeken. De positie tusschen de twee partijen
zal mij, vrees ik , blootstellen aan het ongenoegen van een van
beiden. «
De persoonlijke beleefdheid, waarmede de heer de S. mij ont