In het midden van den dag, na den afloop dezer droevige
loting, kwam de beg mij weder bezoeken. Hij werd echter te
zeer gestoord door allerlei personen, die nog eene laatste po-
ging kwamen aanwenden, of zij door zijne barmhartigheid ver-
schooning van de ijzeren wet mogten verkrijgen, dan dat ons
gesprek geregelden voortgang kon hebben. Daar waren er, die
kruipende als honden hem naderden, om den zoom zijns kleeds
te küssen, en alzoo door verootmoediging zijn medelijden op
te wekken; een //rooch” (ga weg, pak u voort) was dan het
liarde, maar misschien noodzakelijke antwoord.
Hoe gaarne had ik dit j ammertooneel ontweken; maar de
steeds voortjagende storm daar buiten hield mij gevangen. Bij
al het pijnlijke van mijne tegenwoordige herberg moet ik mij
toch dankbaar gevoelen, zulk eene betrekkelijk goede schuil-
plaats gevonden te hebben. Ik had in het een of ander dorp,
onder een lekkend dak, zonder vuur, zonder voedsel en bij
een onwillig, zoo niet vijandig volk, door den storm kunnen
overvallen en opgehouden worden: hoe ellendig wäre dan mijn
toestand geweest. Nu was ik tegen wind en weder beveiligd
werd vriendelijk bej egend en had bovendien, door de tegen-
woordigheid van al de sjechs, de zeldzame gelegenheid om in
een paar dagen meer informatien aangaande het land in te
winnen, dan ik anders in vele dagen zou hebben kunnen be-
komen. Zoo wordt dan nn de conscriptie in de Belad-
Besjarah, in plaats van hinderlijk, juist bevorderlijk aan het
doel van mijnen togt, en in plaats van dreigend gevaar onder-
vond ik tot hiertoe de meest volkomene bescherming. Wat
groote reden om den Heer te loven voor al zijne trouw aan
mij bewezen, en wat groote bemoediging om met volkomen
vertrouwen op Hem voort te gaan! Yraagt gij mij naar de
waarheid, dam moet ik gul bekennen, dat al het vriendelijke
onthaal des begs mij den indruk niet heeft kunnen ontnemen
van eigenbelang als gedeeltelijke, ik zeg niet geheele, drijfveer
zijner voorkomenheid. Ik zag toch duidelijk, dat hij met de
zaak der conscriptie verlegen was; waarom zou het ook anders
noodig geweest zijn, dat de Pasja van Beyrout herwaarts kwame,
om de zaak ten nitvoer te leggen? De tegenwoordigheid van
een reiziger onder bescherming der Britsche vlag kwam hem
thans wel te pas. Hij scheen er althans versterking in te vin-
den van zijne zedelijke kracht, tegen over zijne verdrukte onderdanen;
want toen de sjechs gisteren avond weder om ons
heen waren gezeten, en den beg over den wreeden maatregel der
conscriptie niet met vreden lieten, refereerde hij hen gedurig
naar mijne opinie te dezen aanzien, als körnende yan een land,
waar de werving van Soldaten door loting reeds lang bestond,
zonder dat men zieh deswegen verdrukt of verongelijkt ge-
voelde, gelijk hier, waar zoo iets nieuw was en hoofdzakelijk
daardoor een schijn van' ongeregtigheid had; terwijl het nog-
thans billijk was, voegde hij er bij, dat de Sultan, wiens bescherming
zij genoten, van hunne jongelingen nam om zijne
staten te verdedigen. Ware het Turksch bestuur Syrie en
Balestina waarlijk tot bescherming, er zou een grond van waarheid
zijn in deze redenering; maar de ellendige bevolking dezer
landen ondervindt geheel het tegendeel,' dat is verdrukking in
plaats van bescherming; hoe zou men ze dan immer kunnen
overtuigen, dat zij den verdrukker iets verschuldigd zijn ? Voor-
zigtigheid gebood mij nogtans zulke gevoelens niet in het
openbaar te uiten.
De conscriptie liep te Tibnin zonder verzet der bevolking af.
Heden morgen vertrok de Pasja met zijne troepen naar Bint-
Jebail, om tameb-beg dezelfde hulp te verleenen als hamed-
e l -beg ; de laatste deed hem uitgeleide, keerde onder den steeds
voortdurenden stortregen terug, en heeft, alsof er niets gebeurd
wäre, den avond op mijne sejedi, al rookende en pratende, door-
gebragt. Onze intimiteit wordt hoe langer hoe grooter; hij
had zijn zonsondergangsgebed nog niet verrigt, en deed het nu
in mijne tegenwoordigheid; van mijne zijde bleef mij over het
middagmaal te nemen toen de beg binnen trad, en wetende,
dat hij mij gedurende verscheidene ureh met zijn gezelschap
zou vereeren, maakte ik geene zwarigheid, om van de schoteis,
mij door de bedienden van het hof (als ik het zoo noemen mag)
opgedragen, te gebruiken. In den loop van het gesprek kwam
het op de geschiedenis van het kasteel van Tibnin. De beg
beweerde dat het, gelijk ook de vestingen van Sjukief ,Soumn,
Maroun, Sjemma, Mais, Surba en Bjebea door zijne voorou-
ders, van het stamhuis a e i-e s - sougib. werd gesticht. B obih-
son echter, die er verscheidene oude berigten op heeft nage-
slagen, geeft een geheel ander verhaal. Terwijl de plaats Tibnin
vroeger als dorp heeft bestaan, onder den naam van Tabmn of
Tebnin, en door de Joden als de begraafplaats van samgak,