zijn dankgevoel voor bewezene vriendelijkheid uit te drukken,
iets betaalachtigs te liggen, waardoor de beleefdheid van mijnen
gastheer al te zeer tot eenen tak van zijne Consulaire beroeps-
pligten wordt afgebragt. Dr. kayat had geenerlei reden om
mij als Consul gastvrijheid te bewijzen, hij deed het uit eigen,
vrije vriendelijkheid.
En wat zal ik u over Jaffa's bevolking zeggen? Eene men-
geling van Moslems, misschien ten getale van 4000, Grieken
2000, Armenianen 1000, en ongeveer 500 Maronieten, Latijnen,
Grieksch-Katholijken en Joden *). Arme bevolking, zonder licht,
zonder kennis des Evangelies! Eens waren de Amerikaansche
zendelingen hier werkzaam, toen zij nog te Jeruzalem gevestigd
waren; doch door schier onoverkomelijke zwarigheden gedron-
gen, hebben zij zieh naar Syrie teruggetrokken. En de En-
gelsche Missie van Jeruzalem onder de Joden heeft het hier
nog niet verder kunnen brengen dan tot een Bijbel-depöt, thans
onder het opzigt geplaatst van zekeren heer hanover , een be-
keerden Israeliet. De berigten, welke deze heer mij gaf over
de gelegenheid om den Bijbel aan de van Europa te Jaffa aan-
komende Joden uit te reiken, zijn nog niet zeer verblijdend.
Emstige wenken voor ons Christenen, om den nood dezer vele
duizenden meer ter harte te nemen, dan wij tot hiertoe hebben
gedaan.
Jeruzalem 17 Maart.
Ja waarlijk, ik heb den nacht binnen de muren der //heilige
stad” doorgebragt!
Gezeten als ik hier ben in eene goede kamer, wel wat Oos-
tersch van vorm, maar overigens met de //comforts” voorzien
van het Westen, kan ik het mij moeijelijk voorstellen, dat ik in
Jeruzalem ben. Maar kom, ik wil mij in gedachte nog eens
te Jaffa verplaatsen, om kortelijk met u de reis naar Jeruzalem
af te leggen. De afstand, waarop beide plaatsen van elkander
gelegen zijn is niet groot — slechts 12 ä, 13 uren, of önge-
1) Lynch geeft voor Jaffa 13,000 inwoners op; maar moet, zoover ik er mij
van heb können verzekeren, weinig naanwkeurige informatien in dit opzigt hebben
bekomen.
veer 30 Engelsche mijlen. Maar de laatste 8 uren van dezen
weg behooren tot de moeijelijksten in het geheele land, t Gaat
door een gebergte, dat in drie opklimmende rijen Jeruzalem
aan de westzijde houdt omsloten. Het pad is eng en siecht;
hier en daar steil en ruw; steeds over rotsbanken of door naauwe
bergkloven. Daarbij een brandende zonnegloed, teruggekaatst
door de barre klippen. Jeruzalem ziet men niet voor dat men
hare muren tot op een kwartier uurs genaderd is ; en de teleur-
stelling, die men bij het beklimmen der onderscheidene hoogten
ondervindt, als men telkens hoopt den laatsten berg voor zieh
te hebben en op gindschen top de stad te zullen zien, maar in
plaats daarvan steeds eenen nieuwen berg heeft te bestijgen
doet den reiziger meer dan eens vreezen, dat hij van het regte
spoor is afgeweken. Om den togt dus niet al te zwaar te ma-
ken neemt men er twee dagen toe. Gewoonlijk verlaat men den
eersten dag Jaffa in den middag en logeert des nachts in een
der kloosters van Ramleh; den volgenden morgen begeeft men
zieh voor dag en dauw naar Jeruzalem op weg. Ook ik volgde
dit plan en reed omsteeks 1 ure de poort van Jaffa uit. Had
ik mijn wensch gehad, ik ware reeds vroeger en route geweest;
doch mijn lästige mukhari belette mij dit. Het voorjaar brak
aan en ik had mij eene tent gekocht, meenende nu voortaan
de reis met dit mobiele huis te kunnen vervolgen. Eene tent,
ofschoon niet groot, was een extra-last en vorderde een extra-
muilezel; en de mukhari eischte voor een extra-muilezel een
extra-hoogen prijs, wel wetende dat ik genoodzaakt zou zijn
hem dien te betalen. Ik gevoelde mij echter daartoe niet zoo
dadelijk genegen en zond om een anderen mukhari; maar de mulc-
hari’s maken eene soort van gild uit; zij zorgen wel, dat de een
des anderen markt niet bederve. Ten laatste zag ik, dat mij
niets overbleef dan te Jaffa te blijven en de tent in den steek
te laten of den mukhari zijn zin te geven; en hoe hard het
mij ook viel, mij aan het laatste te onderwerpen was toch van
vele kwaden het beste.
De weg van Jaffa naar Ramleh, door de vlakte, kan u bij
de vele beschrijvingen, die er van bestaan, niet meer onbekend
zijn. Het is waar, reizigers die hier voorbijtrokken, hebben
zieh een en andermaal vergist in het identificeren der dorpen
en vlekken met plaatsen in de H. Schrift of in de ongewijde
geschiedenis vermeld; en het verbeteren dezer misslagen biedt