geslibt en gedempt, dat alleen kleine inlandsche booten er binnen
kunnen komen. De handelsvaartuigen liggen buiten op de
reede, waar ze geenerlei bescberming voor;sN.W. en "W. winden
ondervinden. Het havenfort, van Turkschen bouw is eene ruine,
die men, gelijk alles wat nedervalt onder dit ongelnkkige gou-
vernement, niet meer tracht te herstellen. Eene lange rij van
oude granietpilaren dient er tot bestrating van het havenhoofd.
Heeft de zee een aanzienlijk deel van Tyrus grootheid verstanden,
niet minder overblijfselen harer prächtige tempels en
kasteelen liggen onder de aarde bedolven, vooral aan den zuid-
kant der stad, waar thans de begraafplaats is der Mohamme-
daansche bevolking. De groote menigte deugdelijke bouwstee-
nen, aldaar bedolven, heeft sommigen tot het maken van
excavatien uitgelokt: daardoor komt een rijkdom van pilaar-
stukken, brokken van beeiden en andere fragmenten te voor-
schijn, die, meer dan eenige verbeelding, de grootheid van de
oude koningstad voor den geest roept.: Vele voeten diep is
de thans begane grond siechts : léne massa van bouwsteenen,
kolom-schachten en puin van marmer, porfjr en graniet. Ook
pilaarstukken van het kostbare en zeldzame verdo antique liggen
er in menigte verspreid. Waarom, dacht ik, zenden de oud-
heidkundige kabinetten geen lieden herwaarts, met eenig fonds
om nitgravingen in het groot te laten doen ! Wat merkwaar-
dige overblijfselen liggen hier nog bedolven!
Aan de Z.O. zijdé der stad staat de bouwval, waarschijnlijk
van een oud kasteel, waarvan de vele voeten dikke muren nog
aanwezig zijn; ook eene oude waterleiding en een buitenwal.
Het is thans een schilderachtig plekje, daar meri, ik weet niet
waarom, er een tuin heeft aangelegd van vijgen en moerbezie-
boomen, omschaduwd door fraaije tamarisken, wier lommer den
wandelaar verkwikking schijnt aan te bieden. Yakoud ’akad,
die ons vergezelde, wees ons hier in de nabijheid eene plaats
aan, waar men onlangs, onder het zand, de overblijfselen had ge-
vonden van den ouden stadsmuur. Dit noopte ons een paar arbei-
ders op te sporen, met wier hulp het weder toegevallen zand
zoo ver werd weggeruimd, dat wij door het thans gemaakte
gat naar beneden konden kruipen. Eene waskaars was inmid-
dels van huis gehaald, en bij haar licht zagen wij ons in een
booggewelf, dat als eene naar buiten uitgebouwde casemat längs
den stadsmuur heenliep. Het was van schietgaten voorzien en
liet ons ter lengte van 46 stappen toe voort te wandelen:
verder was het met puin geheel gestopt. Geeft men er eenig-
zins acht op, dan is het boven den grond niet moeijelijk, om
hier en daar stukken van dezen ouden muur, die boven het zand
ter hoogte van weinige duimen uitsteken, te herkennen en
daardoor het beloop der oude stadsomtrek, althans aan de O.
zijde geheel terug te vinden. Werden de opdelvingen er slechts
met kracht aangevat, de plaats van het oude, verwoeste Tyrus
zou met het meetsnoer kunnen worden nagegaan. Wonderlijkis
Gods werk! Eeuwen lang lag het puin hier twee, drie mans
hoogten opeen gepakt. De korst, die thans den bodem vormt
waar men over gaat, is slechts de bovenvlakte van dien algemeenen
ruinen-hoop. De uitgravingen hier door eenige Sidonsche en
Beyroutsche ondernemers begonnen, om bouwsteenen voor die
steden te verkrijgen, moeten thans dienen om Gods oordeel
over Tyrus op nieuw aan het licht te brengen, en mede tot
getuigenis te strekken, dat de h e eh het al vervult, wat Hij
heeft gesproken.
Ik had nog gaarne meer van Tyrus willen zien, maar broe-
der Thomson moest huiswaarts. Nadat hij ’s anderen daags,
zondag, voor een zestiental menschen in de woning van yakoub
’akad het Evangelie had gepredikt, namen wij maandag morgen
vroeg de reis naar Sidon aan.
De vrienden bragten ons een eind wegs buiten de poort,
kusten toen des zendelings hand, tot teeken van eerbiedige
gehechtheid, en riepen ons een herhaald //ma Salame” toe.
Hier en daar stonden wij nog eens stil bij een oud gedenk-
stuk, hetzij van een gebouw of van de waterleiding, die N.
waarts in verband staat met eenen Vierkanten waterbak of vijver,
in de vaste rots gehouwen, ongeveer een half uur van de stad.
De inlanders noemen deze waterkamer el-Babouk. De rots-
heuvelen, die van uit het Binnenland naar de vlakte afdalen,
dragen aan hunnen uitersten voet ook nog sporen van oudheid:
men ziet er steenen deurposten, sarcophagen, groote bouwsteenen
en soortgelijke overblijfselen van den Phoenicischen
tijd. De namen dezer plaatsen zijn echter verloren gegaan.
Terwijl de leeuwerik in het luchtruim vrolijk klapwiekte,
en de gazellen met schuwe vlugt door de verlaten vlakte hup-
pelden, kon ik mijne verwondering niet verbergen, dat zulk
eene uitgestrekte en vruchtbare landstreek zoo geheel aan
10 *