en op eenen toestemmenden hoofdknik, tevens met het omhoog
houden van mijn firman gepaard, opende zieh. "'Akka's gesloten
poort, en tot verwondering van mijne omstanders en ook van
mijzelven kwam ik nog de vesting binnen. Het begon reeds
donker te worden, daar de schemering hier van korten duur is.
Ik wist, onbekend als ik was in deze plaats, dus niet beter te
doen, dan mij naar Mr. d ’a f in z i den Consulairen Agent van
Hare Britsche Majesteit te doen geleiden , wiens donkere woning
ik door den thans gesloten en verlaten bazar bereikte. Hier vond
ik eene soort van behouden haven : ten minste wij konden elkander
in een mengelmoes van gebroken Hoogduitsch, Engelsch en
Italiaansch verstaan, waarbij p h il ip ophelderde, wat de bereid-
vaardige man niet anders dan in het Arabisch wist uit te druk-
ken. Eene eerste zaak was mij welkom te heeten, naar een vuil
bovenkamertje te geleiden, mij daar de brieven te overhandigen,
die voor mij van Beyrout aan zijne zorg waren opgezonden, en na
eenige over- en wederspraak, maatregelen te nemen om mij te
herbergen. Mr. d a f in z imeende, dat ik bij den Amerikaanschen
Consulairen Agent, zekeren Mr. ju e iu s jem è l , een inlander,
beter zou gehuisvest zijn dan te zijnent. Ik volgde hem dus
tot dezen heer, waar ik Mr. eo gees , kanselier van het Britsche
Consulaat te Jeruzalem aantrof en den heer schwab,t z ,
zendeling te Nazareth, beiden naar "‘Akka gekomen, om van den
Pasja regt te verkrijgen tegen de Latijnen van Nazareth, die
de school des zendelings hadden bestormd en de kinderen
geslagen, om zijne pogingen tot .uitbreiding des Evangelies al-
daar met geweld te keeren. Mr. j. jumèl bewoont een huis,
dat, meer dan gewoonlijk in dit land het gevalis, van Europe-
sche geriefelijkheden voorzien is. Zeer teregt dacht Mr. d’a
f in z i dus, dat zulks een’ vermoeiden reiziger zou welkom zijn;
maar, dewijl de logeervertrekken aldaar ingenomen waren door
de beide Engelsche heeren, zoo bood hij mij zijn bovenvertrek
aan, indien ik het voor lief wilde nemen zoo als het was. In
het klooster, zeide hij mij, zou ik nu in den laten a vond ook
moeijelijk teregt komen, evenmin als in de zoogenaamde particulière
locanda’s , daar men in alle deze plaatsen gewoon is den
reizigers voor zonsondergang te zien aankomen. Onder het
naar huis keeren dacht ik, is dit dan het wereldberoemde St.
Jean tf Acre der kruisvaarders, de hoofdstad der Tempelridders
en Christenstrijders in het Oosten, die stad van pracht en
sterkte, waar iedere afdeeling van de groote vereeniging der
Christenvorsten, 19 in getal, zijne eigene wijk had, de groote
landingplaats hunner heirlegers, en waar ik thans moeite heb
eene herberg te vinden voor den nacht! Ik was moede en
hongerig, afgemat van reisvermoeijenis en vasten, en f e e e z
met de cantine en mijne andere goederen stond waarschijnlijk
buiten de stad voor eene gesloten poort.
— Nun, da haben zie dan un poco di fromaggio, mit ein
gläschen schöne vino rouge — was het gulle woord van den
Britschen Consulairen Agent, terwijl hij zijne gegalloneerde
muts over de verwarde hären naar achteren schoof — das soll
für to day genug sein. Morgen gibt’s besser.
Nu ja, dat was ook inderdaad voor heden regt welkom en
voldoende. Ik sliep ten minste dien nacht op een paar op den
grond uitgespreide dekens even goed en misschien beter, als of
ik van alle werelEsche heerlijkheden overvloedig had genoten.
Den volgenden morgen stormde het nog hevig. De arme
fe e e z kwam eindelijk opdagen, jammerende over den mnkhari,
die door zijne bangheid schuld was, dat hij ’s nachts buiten
had moeten blijven. Ik verlang naar het voorjaar; maar Signor
f in z i verzekert mij, dat de late regens, de eigenlijke voorjaars-
stormen, nog eerst voorbij moeten zijn, eer ik op duurzaam
droog weder kan staat maken. In den voormiddag genood-
zaakt mijn bovenkamertje te houden, sloeg ik mijne boeken
eens op, om eene vlugtige herinnering te hebben van hetgeen
deze stad zoo al heeft beleefd. Ik zal u met geene lange
extracten lästig vallen, die gij zelf uit een leger van boeken
kunt verzamelen; maar slechts een paar aanhalingen doen om
u beter op den weg te helpen. Zoo komt deze plaats dan
onder den naam van Acco voor in Bigt. 1 : 31, als eene der
plaatsen waaruit de inwoners door die van Aser niet werden
verdreven, evenmin als uit Achzib, tegenwoordig het dorpje
Zib, ongeveer uur ten N. van ’Äkka aan de kust gelegen.
In de boeken der Makkabeen wordt ’Akka dikwijls aangehaald.
Daarna noemt de Schrift des N. Yerbonds de stad bij hären
nieuwen naam in Hand. X X I : 7, wäär van p a u l u s gezegd
wordt, dat hij van Tyrus te Ptolemäis aangekomen zijnde, de
broederen aldaar groette en denen dag bij hen verbleef. Dap-
p e e , die de geschiedenis van ’Akka tamelijk uitvöerig nagaat,
spreekt van haar als eene //schuilplaats der Perzianen tegen de