geheel verrukt. Ddär, op die piek, zegt gij bij u zelven,
moeten de woorden van je z tjs wel met krackt tot de ziel door-
dringen, de eigen piek waar zij werden gesproken. Gij hebt
bij het lezen en herlezen van dat belangrijke hoofdstuk reeds
dikwijls ondervonden, dat er in die woorden een zin ligt op-
gesloten., waarvan gij de diepte nog nimmer naar voldoening
hebt kunnen meten. ’tWas n dikwijls, als gij met de Sama-
ritaansche vrouw betuigdet: //wanneer die zal gekomen zijn, zoo
zal Hij ons alle dingen verkondigen,” dat de Heer nwe oogen
opende, en gij zijne stem vemaamt in het harte: //Ik ben het,
die met n spreek,” Maar hoezeer gij toen mögt ondervinden,
dat Hij waarlijk het water geeft des eeuwigen-levens aan ieder
dorstige, die tot Hem lcomt, zoo waart gij toch des drinkens
nog niet naar begeerte verzadigd. Gij kwaamt tot het levende
water; Hij gaf u vrijelijk en om niet; gij kwaamt telkens weder,
en hoe meer gij kwaamt, hoe meer gij, even als de vrouw
van j a k o b s fontein , betuigdet , dat dö bron van het levende
water diep is, en dat, hoe dieper gij d a a r u i t put, des te krachtiger
zijn water opspringt, springende j a , tot in het eeuwige leven.
& En, dacht gij, indien mij dit hoofdstuk reeds zoo dikwijls
en zoo grootelijks heeft verkwikt, wat zou het dan wel zijn,
wanneer deze indrukken eens versterkt werden door te zitten
aan jakobs fo n te in ! ..............; . -
Zoo dacht ook ik, mijn vriend! en mijn hart sprong op van
vreugde, toen ik opstapte om mij naar de heilige piek te
begeven. O, zeide ik bij mij zelven, de dorheid des gemoeds
zal heden ruimschoots gelaafd worden. Want het zal u niet
verwonderen, dat ik bij al het verstrooijende en verwilderende
van mijn reizen, in weerwil van de heilige plaatsen, die ik
bezooht, weinig zoogenaamd zieleleven ondervond. Hoe zou
het ook mogelijlc kunnen zijn bij de buitengewone moeijelijk-
heden, waarmede het reizen in dit land gaat verzeld, envooral
bij de ergernissen, die het woeste volk den reiziger van stap
tot stap in den weg legt ? Ik heb Madame d e g a s p a k in
dikwijls bij mij zelven beschuldigd van groote onstandvastig-
heid, daar zij hare gemoedsstemming op hare reis door het
H. Land zoo liet slingeren, nu eens hoog op, weggevoerd
als op cherubsvleugelen, dan verstoord, bngeduldig en boos
door de kwellingen der Arabieren. Maar, edele vrouw, ik
moet u, na de gemaakte eigen ondervinding, volkomen regtvaardigen,.
en ik kan uwe opregtheid niet genoeg bewonderen,.
daar gij uwe indrukken, uw inwendig leven op deze reis hebt
teruggegeven zooals het was. Naast uw boekdeel leg ik eene
gansche rij van andere reisbeschrijvingen, en wat ik daar ook
voortreifelijks in bespeur, zij schijnen mij toe met indrukken
doorvlochten zijn, niet van, de plaatsen zelven, maar aan de
schrijftafel geboren,, waar de schrijver uit de werkelijkheid tot
de fantasienwereld. is teruggekeerd. Niet, alsof ik ganschelijk
ontkenne,. dat de heilige plaatsen van Palesiina, den reiziger.
met heilige indrukken kunnen vervullen; maar, ik begin. dage-
lijks meer te leeren, dat dit doorgaans het geval niet is, en
als het zoo is, dat men zieh dan nog wel hebbe te beproeven,
of de heilige aandoeningen niet meer bewegingen des vleesches
dan wel het werk zijn van den Heiligen Geest. Men bedriegt
zieh zoo ligt in dezen, en zoo gaarne. Men gevoelt zieh zoo
gaarne godsdienstig bewogen. Men verstaat zoo moeijelijk, wat
het is door het geloof te leven., te wandelen en niet door aan-
schouwen (2 Cor. Y : 7). En als men dan niet bij. zichzel-
ven vindt, wat men, zoo gaarne zou hebben gevonden, danver-
geet men, dat het werk des Heiligen Geestes onafhankelijk is
van plaatsen of localiteiten. Gemoedsbeweging staat met Zijn
werk in geen verband, ofschoon wij dikwijls het eene met het
andere verwarren; en gemoedsbeweging is onderworpen aan den
invloed van het geen ons omringt, of liev-er daarvan het gevolg.
Hoe zouden wij dan godsdienstig kunnen worden bewogen op
plaatsen,, waar., ja vroeger veel gewigtigs en heiligs is geschied,
maar die, op het oogenblik dat wij er ons bevinden,. niets heiligs
hebben, integendeel, die door allerlei ergerlijke ontmoe-
tingen worden ontheiligd? Zoo kan ons dan eene reis door
het H. Land in heiligmaking doen toenemen, als wij door den
H. Geest lijdzaamheid mögen leeren onder de meer dan. ge-
wone beproevingen,. waaraan zulk eene reis ons blootstelt; of.
als wij Gods bewarende en besehermende hand mögen herkenT
nen in de buitengewone gevaren, die wij hebben te doorwor-
stelen, gevaren, waaraan kostbare lessen voor het, geloof zijn
verbonden; maar wat de localiteiten der bijbelsche geschiedenis
aangaat, deze zijn stof en steen, stom en stemmeloos, zonder
ons iets anders t.e kunnen leeren, dan wat ja k o b t js van e l ia
zegt, de mensehen die daar leefden, aanbaden, wonderen deden,
en begraven liggen, zij waren van gelijke bewegingen als wig.