tempels afscheidt, staat ook bij 11a in zijn geheel, en heeft ter
wederzijden van de regthoekige deur of poort eene schulpvor-
mige en daar boven eene regthoekige nis. De groöte, harde,
ligt-geele zandsteen van dezen ternpel is dezelfde soort, zegt
BTJE.CKHAE.DT, waaruit de tempel van Baalbeh is gebouwd. De
tijd heeft de buitenzijde echter graauw gekleurd; -alleen op
de breuk komt de steen in zijne oorspronkelijke kleur nog te
voorschijn.
Gij weet wel, hoe lästig het doorgaans is bij ons te lande,
wanneer men ergens aan den grooten weg naar de natuur zit
te teekenen; wat moet het dan niet zijn in plaatsen gelijk deze,
waar zoo zelden Europeanen, nog minder teekenaars naar de
natuur, vernomen worden. Het zal u dan wel niet verwonde-
ren, dat het halve dorp om mij heen stond, terwijl ik den tempel
schetste. Nogtans leverde het mij edn voordeel op. Een
der nieuwsgierigen namelijk, ziende dat oude bouwvallen onze
aandacht trokken, deelde ons mede, dat er te Kefr-Hemmem,
een nur ten zuiden van Hibarieh, (Hibarieh ligt ruim een uur
ten Z. van Hdsbeiya) overblijfselen gevonden worden van een
ond kasteel, Kalat-Aisafa geheeten, werwaarts hij aanbood, ons
te geleiden. Wij volgden alstoen den gids over een ruw, be-
zwaarlijk, doch aangenaam belommerd voetpad, onder de olijf-
tuinen, die zieh längs den zuidwaarts loopenden bergrug uitstrek-
ken; kwamen voorbij eene brouwel en moesten toen met eenige
moeite eene berghoogte, ZW. tegenover ons gelegen, opklimmen.
Zoodra wij deze bereikten, ontrolde zieh een nieuw pano-
rama aan onze voeten: eene vallei, naar het westen afloopende,
lag voor ons; aan de N. zijde van dit dal verhief zieh, onmid-
dellijk aan onze regier hand, een hooge heuvel van geelen kalk-
steen, op welks top een aanzienlijk dorp ligt, Bäsjeiya-el-fochar;
daar tegenover, ten Z. lag de liefelijk met gras en struiken
begroeide heuvel van Kefr-Hemmem (het Duiven-dorp). In het
westen was het dorp Churbi op een’ soortgelijken heuvel, geisoleerd
staande, zigtbaar; de oost of linkerzijde van ons stand-
punt was door eenen vooruitspringenden rüg van den Hermon
van grijze rotsen, waar tusschen de doornachtige belen (volgens
sommigen de Spina Christi) zoo gaarne wortelt, ingenomen.
Tusschen dezen rüg en dien van den Basjeiya-heuvel was de
gezigteinder achter vijf, zes rijen van NafthaWs blaauwe bergen
verborgen. De geheele vlakte van het Houleh-meer en den
daarin vloeijenden Opper-Lordaan lag achter Kefr-Hemmem verborgen.
Het kasteel van Beifort kroonde den blaauw-bruin met
witte strepen geteekenden rotsrug aan geene zijde van den Leontes.
Van daar klom de Bjebel-Bihdn, met zijne steile toppen, in
nevelpurper omhoog, om zieh met den Libanon te vereenigen,
wiens zilveren sneeuwpunten gansch niet de minste bewondering
in het landschap verdienen. Maar wat tracht ik n gezigten voor
te schilderen met eene pen, waaraan de penseeltoets ontbreekt ?
Ik vrees, dat het u vermoeijen zal telkens van panorama’s te
hooren, die ja in de werkelijkheid zeer van elkander verschil-
len, maar in de beschrijving slechts met behulp van een zeer
beperkt woordenregister kunnen worden medegedeeld. Niet waar,
het is eene geheel andere zaak, van de natuurtooneelen in JPa-
lestina te lezen, of ze te aanschouwen? En daarom, beste vriend!
vergeef het mijne pen, die zoo oneindig ver bij de werkelijkheid
achter blijft. Kom zelf, als gij kunt, het Heilige Land
bezoeken. Anders zullen ook de beste beschrijvingen ter wereld
u nog zeer ouvoldaan moeten laten.
In het armoedige, maar fraai door garoub1) en eikenloof
beschaduwde Kefr-Hemmem, zagen wij in de muren der huizen
weder die groote oude steenen gebezigd, welke uit de ruinen
van voormalige gebouwen afkomstig zijn. Men haalt ze hier
van eenen bouwval, aan de Z. zijde des dorps gelegen, juist
boven de steilte, die naar de Houleh-vlaMe afdaalt. Dit noem-
den de inwoners Kdlat (kasteel) Aisafa, een woord, niet Arabisch
van vorm, waarin nog eene aloude benaming verborgen
'ligt, die ik hoop dat deskundigen zullen ontdekken. Men ziet
er, behalve een groot stuk muur, een’ uitgestrekten hoop bouw-
steenen, uit de rots gehouwen, maar graauw geworden door den
tijd, als ook verscheidene ingestorte putten en onderaardsche
bewaarplaatsen, zoo als ze ondtijds voor graan werden gebezigd.
De steenen in den nog aanwezigen muur zijn niet door eenig
cement aan elkander verbonden. De bouwmeesters hebben op
de maSsieve rots gebouwd. Hechter fondament konden ze niet
bedenken; nogtans blijkt het uit de wijze, waarop deze muur
in het midden is doorgebogen, dat de schuddingen, die den
1) Ook de St. Jans broodboom genoemd, omdat men meent dat het zijne vrucht
i s , waarmede J o h a n n e s de Dooper zieh voedde in de woestijn, en niet » met sprink-
hanen,” gelijk verkeerdelijk sehijnt overgezet te zijn.