nutte om informatien intewinnen aangaande het land en zijne
oude en nieuwe steden en dorpen. De rij van opgaven werd
dien avond aanzienlijk vermeerderd, en daar ieder bezoeker, die
wat merkwaardigs wist, zieh gaarne van zijne wetenschap be-
diende om deel te nemen aan het gesprek, zoo ontbrak het niet
aan berigten, maar mij veeleer aan eene pen, vlug genoeg om
alles op te schrijven, wat p h il ip vertolkte.
De nacht zou tamelijk rüstig zijn geweest zonder den regen,
die, bij digte stralen nedervallende, zieh een weg vormde naar
onze ligplaatsen en eene algemeene stoornis te weeg bragt, daar
de koude droppelen ons lästig genoeg opjoegen. De lucht was
den volgenden ochtend zeer stormachtig. Gelukkig had ik nog
tijd, voor dat de regen op nieuw begon, om eene teekeningvan
het fraai gelegen Mellia te nemen' en hoeken te meten op eenen
hoogen berg, vlak tegenover het dorp Tersjiha, die aan eene op
den top gebouwde moskee zeer ver onderscheiden kan worden.
Het gezigt van dit verheven punt over het omliggende land is
allertreffendst. Eondom zijn hooge en in rijen achter elkander
opklimmende bergen. De donkerkleurige boschrijke ßjebel
Bjermak verheft zieh in het OZO. het hoogst. De heuvel-
dorpen van Bameh en Sasa volgen. De NWestelijke Galilea-
bergen van Blat vertoonen zieh in het noorden. Op den
voorgrond, het groote dorp Tershihd, dat prijkt met eene
minaret en een grooten, helderen vijver; voorts uitgestrekte
valleijen vol liefelijken bouw van graanakkers en olijfgaarden.
In het westen eene wereld als het wäre van rotsen, waarboven
zieh Kdlat-Jeäin verheft, terwijl de zee met hare kustplaatsen,
Karmel en Nakhourah den gezigtseinder besluit. Was hetlucht-
ruim minder met dikke wolken bezet geweest, ongetwijfeld
zou ik den Libanon, LLermon en de Kfrdimsche bergen mede
van hier hebben kunnén zien.
Toen ik van dezen arbeid te Mellia terugkwam, vond ik er
den Moslemschen gouverneur of metzellim van Tershiha, die
gekomen was om mij een beleefdheidsbezoek te brengen. Men
perste mij om langer te blijven, maar hoe gaarne ik ook had
ingewilligd, pligt en tijdsgebrek riepen mij naar 'Akka. Dit
is de eerste keer niet, dat ik het betreuren moet niet meer tijd
aan de onderzoekingen van dit belangrijke land te kunnen toe-
wijden. Hoe oppervlakkig is mijne kennis, die ik er thans
van krijg! Jaren en geen körte weken moest ik hier kunnen
verwijlen, om alles behoorlijk na te kunnen gaan. O, mogten
eens mannen herwaarts komen met taalkennis, geduld en gel-
delijke middelen genoegzaam toegerust om een volledig onder-
zoek van Balestina ten uitvoer te brengen!
Men sprak mij te Mellia ook nog van figuren in de rotsen
nitgehouwen; maar ze blijven voor eenen volgenden onderzoeker
over. Ik verliet den vriendelijken Sjech h a l i e , en had Mellia
weldra tusschen de rotsen uit het gezigt verloren.
Het zal omtrent een uur geweest zijn, nadat ik Mellia had
verlaten, toen-iemand mij uit alle magt kwam naloopen. Ik
hoorde zijn geschreeuw uit de verte en wist er geen verklaring
aan te geven. Maar weldra herkende ik mijn muilezeldrijver,
en dat tot mijne niet geringe verwondering en ontsteltenis
daar ik hem reeds twee uren te voren met mijne goederen had
afgezonden, opdat hij niet, na zons ondergang aankomende,
de poort van ''Akka zou gesloten vinden. Ik dacht niet anders
dan de goederen waren gestolen, en ik zou ten tweede male mijn
arbeid hebben op te geven. Doch eindelijk bleek het, dat de
ellendige kerel tot nu toe te Tersjiha had verwijld uit vrees
van door de fellahin’s overvallen te worden. Hij daebt, dat ik
längs dit dorp heen zon komen en meende dan met mij ge-
zamenlijk voort te reizen. Daar ik echter niet over Tersjiha
was gekomen, zijnde mijn daar te verrigten arbeid bereids
afgeloopen, zoo had hij mij gemist, was naar Mellia terugge-
keerd en vernam eerst daar, dat ik längs een korteren weg
vertrokken was. Nu kwam hij, mij alleen nageioopen, en of
ik mij al boos maakte over de moeijelijkheid, die hij mij; ver-
oorzaakte, er bleef niets anders over dan f e r e z met hem- te-
rug te zenden ter zijner beveiliging, of liever tot geruststelling,
want :f e r e z was even ongewapend als hij, en zou geen aan-
val van fellahin’s hebben kunnen weerstaan; maar de mukhari
was bang: werkelijk gevaar was er niet; ik ben verzekerd, dat
Sjech h a l i l mij in dat geval niet zonder waarschuwing en be-
geleiding zou hebben laten afreizen.
Zoo ziet gij, mijn vriend! met hoeveel gedurige groote en
kleine zwarigheden het reizen in dit land gaat verzeld. Zonder
eene groote mate van geduld zou men het spoedig opge-
ven, ook bij al de belangrijkheid die zulke onderzoekingen
mögen hebben. Het gemis aan genoegzame veiligheid is een
toestand, die ik reken mede tot Gods vloek over dit land te