V.
Afdeel.
u i.
Hoofd*
STUK»
IV.
Crinam A-
mtricanum,
Amen
kaanfche.
('4) Haak - Lelie niet de tippen der Bloemen
mwaards Haakig.
Deeze Amerikaanfche, in de Openbaare
Tuinen hier te Lande zig bevindende, wordt
[onderfcheiden door de puntjes als weerhaaken
aan ’ t end aller Bladen, door C o m m e l y n
afgebeeld , welken de Ridder getuigt, zo menigmaal
by de Plant zag bloeijen , daar aan
vernomen te hebhen. Die Hcógleeraar maakte
’er evenwel geen gewag van , zo min als de
geleerde D i l l e n i u s in zyne zo omftandi-
ge befchryving en uitvoerige Afbeelding zulks
doet.
C o m m e l y ,n befchryft een Groote en een
Kleine Lelie * Affodil , beiden tot deeze Soort,
betrokken* Dikke Wortels , raar die der AL
fodilleri eenigszins gelykende4 hangen in de
Groote aan eenen Stoel» die een ronde Struik
uitgeefc, van een Arm dik, uit den witten
geelachtig, fpongieus, oneffen en rokkig we*
gens dë overblyfzels der Bladen , die uit den
top
m'elyn niet. ’t vWas hierom dat dezelve tot de tweede Soort
van Amaryllis (in Horto Clijfortt) Gsmtalibus dèctindtiS bc*
trokken werdt : doch dit betekent geenszins Afwyktnie
vo or t teelseii o f ufoutiingen } gelyk men het verkeetdelyk vertaald
heeft.
(4) Crinum Coroll. apieibus introrfum unguiculatis. Cri-
nunj. f f C i i f f . 117. U f i 76. R. L u g d b . 37. Lilio» Aspho»
de’iiis Anjer, fempervirens maximus polyanthos albus. ComM.
Rar. 14. DÏLL. Eltb. 194. T. 160. f. 59J. 0, LiiiO-ASpo#
Amer. fempervirens minor. Comm. Rar, IJ»T. ij .
OF B o L P L è N T E E , l(5j
top tf’opswys’ voortkórtieii, meer dan drie Voe- V*
fcen lang. Z y vërbrëeden zig 5 van een twee *
Diiims voetftük , tót v y f Duimen , en loopen Hoofd.
fpits ui t , zynde van boven een weinig Geut- sTuk.
achtig hol , aan de rug met een verheven
Kiel. Iü *t midden vati den Zomer komt uit
deeze trop Bladen een Stengel van drié Voe- ’
ten hoogte j die boven een Tros draagt van
ivitachtige Bloemen , , in zesfen gedeeld, met
een Pypachtigen Voet, zes Meeldraadjes uit-
gcevende, met dwarfe opleggende geeleMeel-
knopjes.
De Kleine van C ommelyn hadt clergely-
ke Wortels j maar de Struik was viermaal
Üünner en laager: de Bladen waren driemaal
fmaller ën maar twee Voeten lang. By der-
zelver Voet fchoöt een dergelyke Stengel uit,
doorgaans vier Pypachtige witte zesdeelige
Bloemen voortbrengende. Aan de Slippen van
deeze, die gëlyk de Krul-Leliën omgekromd
zyn , heeft hy dè gezegde Weerhaakjes in
Plaat vertoond : aan die der Gfdotb zyn zy
nsauwlyks te vinden.
In grootte komt die van D i l l e n iu s
deeze laatüe nader , als de Bladen ma&r twee
Voeten , de Stengel anderhalf Voet lang hebbende
en de Bladen een Hand breed. Ook heeft
hy de uitfchieting der Stengel ter £yde waargenomen
en dat de Meeldraadjes uit den voet
der Slippen voortkomen : de Styl, die ënkeld
i s , aan de punt van ’t Vrugtbegiozel onder in
L a het
l i . DftEi. XII» SïUK.