V.
'Afdeel.
III.
Hoofdstuk,
eeD Stam van vier Voeten hoogte, aan ’t boveneinde
, op de wyze der Mays, met Bladen
bezet van anderhalf Voet langteen drie Duimen
breedte , fpits uitloopende en donker groen ,
van onderen met eene dikke Ribbe gekield,niet
Hevig. Daar tusfchen fchoot zy een Stengel
of Bloemfteel van anderhalf Voet hoogte,
beladen met veele Trosjes van witte eenblade-
rige Bloemen , met een in zesfen gefqeeden'
omgekrulden rand ; dus veil naar die der en-
kelde Hyacimhen gelykende, en met rooie
flreepjes overlangs getekend* Zy gaven een
zeer aangenaamen Reuk, als de Tuberoozen,
Hortende, gelyk dé Boomachtige Aloë,een Honigzoet
Vogt. Vroeg in ’t Voorjaar bloeide
deeze Plant, om de twee Jaarcn, in het Winterhuis
; vervullendel hetzelve met haaren aangenaamen
Geur. Zy was* uit Guinee afkom-
fiig en moest derhalve warmer gehouden worden
dan de Kaapfe Planten. Hy hadtze Z?oom-
achtige Afrikaanfche Aloë, met witachtige zeer
geurige Bloemen, getyceld.
Maar éénmaal hadt de Heer j ACQuiNdee-
ze Plant bloeijende gezien in deKeizerlykeïuin
te Weenen, alwaar het zeergroote Winterhuis
ook met derzelver aaDgenaamen Reuk vervuld
werdt. De deelen der Vrugtmaaking onder-
zogt zyr Ed. naauwkeurig en bevondt de Bloem
a’s gezegd i s , aan den voet Buikig, als het
Yrugtbeginzel influitende, ’t welk Eyrond was
met een langen Draadachtigen Styl , die een
Kdop-
Knopje hadt als uit drie Stempel» beftaande. V* ,
Deeze Styl ftak buiten de Bloem uit, van lang-
te zynde als de Meeldraadjes, die de omgeboo- 3 oofd- *
gene Bloemflippen bykans evenaarden , zynde rcus.
aan derzelver voet ingeplant, zes in getal, met
langwerpige draai jende Meelknopjes.
Die doet dan blyken , dat deeze Plant, zo
wel als die van de voorgaande Soort,geenszins
tot het Geflagt van Aloë, dat de Meeldraadjes
, volgens L innjeus , in den Stoel moet
ingeplant hebben, behoorde. To t de Hyacin-
then kon zy ook-, wegens ’ c gemis der drie
Honigvoerende Gaatjes in ’t Vrugtbeginzel,
niet t’huis gebragt worden. Hierom was niets
nader dan dit Geflagt, tot het welke z y , volgens
de opgegevene bepaalingen, meer behoorde
dan de eerfte Soorten.
(7) Aletris die byna gejiengd is, met deWor- VII;
telbladen Eyrond, gefieeld.enKlokvormige „ AU,rit
0 'Jap unica. Bloemen. t japantebe.
flut
Tot dit Geflagt heeft ook de Heer T hun- Lj^ f
berg een Plantje betrokken, dat zyn Ed. in
Japan geplukt hadt; hetzelve, als een nieuwe
Soort, noemende Aletris Japonica. Ik heb, volgens
myn daar van ontvangen zeer fraaije Exemplaar,
de Afbeelding in Fig. 2, op Plaat
LX X X IV .
(7) Alttris fubcaulescens, Fol. radicalibus ovacis petiola-
«S*, Flor. Catnpanuiatis. Mihi.