ö f B O 1 ï E A ti ï É 33
Deeze heeft, gelyk de Crocusfen, twee Bol- V.
letjes boven elkander, fchubbig bekleed, gelyk AFDEEt*
de Stengel, door de Scheeden der Bladen; draa- hoofd*
gende weinige los geaairde blaauwe Bloemen» stuk, .
(ïSJ Ixia met een opgeregte Takkige Stengel, xvm,
die dt Bloemen over ééne zyde heeft ens/Md*.
Ireede Vliezige Stempels» Eenzydigè.
Plaat
Een klein Schubbig Bolletje , dat van bü-L
deren uitgehold is, heeft deeze, met het Sten-
getje een Span lang , van Bloésg tot Bloem
zeer Boogswyze omgekromd. De Bladen zyn
korter dan de Stengel , de Bloemen eenzydig
op een ry geplaatst, zyn aan den Keel paarfch-
achdg , aan den rand hoogblaauw. Het Bloem-
pypje is bynazo lang als de Blaadjes;hetBloem-
febeedje tweekleppig, mét het eene Klepje veel
kleiner, fpits: de Stamper langer dan de Meeldraadjes,
in drieën gedeeld, met Vliezige Slippen
, die breed , aan den rand gekarteld zyn
en met zeer kleine geele Knobbeltjes bedekt.
In alle opzigten komt het T akje, dat ik Van
de Kaap ontvangen heb, in Fig, i , op P l a a t
LXXVTII. afgebeeld, met deeze befchryving
zo naauwkeurig overeen , dat ik he-t niet dan
voor deeze Soort kan houden. Het eeniglte
is , dat de Stempels o f verdeelingen van den
/ Styl
(18) Ixia Caule Ramofo ere&o , Floribus fecimdis , Stip*
matibus latis Monbranaceis. Roch, Dis/, xy, Bvbm. Prtdri
ï. Berg. Cap. 6.
c
ïl. Deel. Xi i . stok. ^
n
■■
lH^Sl
■
W B 1
»