V,
Afdeel.
III.
H oofd.
STUK*
zo wel als in die, Lancetvormig gefpitst, maar
de Teeldeelen niec neergeboogen. ’t Getal der
Bloemen is zeven in myn Exemplaar. Ik heb
*er geen Bladen van. De Stengel bereikt on-
gevaar een Voet langte.
B u l b o c o d i u m . Klokbol.
Een Trechterachtige zesbladige Bloem, met
fmalle Nagels die de Meeldraadjes draagen ,
onderfcheidt dit Geflagt , ’ t welke tevens het
Vrugtbeginzel binnen de Bloem heeft.
De eenigüe Soort ( i ) , een Plantje naar het
’ Colchicum gelykende, voert hier den naam van
Eulbocodium , welke bevoorens aan verfcheide
' Planten van deezen aart gegeven was. De regte
$ü
Sulbeeo•
dium Vtr-
fium,
y oor ja ars
afleiding is niet bekend. VSchynt dat men
’er een Bolplant met eene Klokswyze Bloem
door verdaan hebbe. Dus zyn verfcheide Soorten
van Narcisfen met deezen naam beftempeld
geweest : en wel inzonderheid die, wier Ho-
nigbakje zeer lang en Klokvormig is , gelyk de
Wilde geele Narcbfen. T o u r n e f o r t begreep
onder dien naam geheel andere Planten ,
waar van hier voor tot de Ixia betrokken en
wel de eerfte Soort. Tegenwoordig bevat het
een
f O Bulbocodimn. Syfi. Nat. XII. Gen. 403. Veg. XIII.
Gen. 4P7« p. 26s- H. Cliff, 133. Bulbocod. Fol Lanceolans..
R. Lugdb. 41. Colchicum vernum Hisp. C, 8. Pin. 6%
RVDB. Etys. z. p. 128. f. 2. Colchicum vernutn. Clus»
Hiß. 2. Jp p ' iQj. J. g. Hiß. II. «Ja.
een Spaanfch Plantje , dopr C l ü s i u s
jaars-Colchicum genaamd. liff
Dat ’er een byzondere Soort van Colchi- Hoofd-
„ cum z y , welke alleen in ’t Voorjaar blopije,STUK*
„ fchreef my de zeer geleerde Man J. V e r *
„ NERiüs , in de Maand July van den jaare
„ 1601, (zegt J. B a u h i n ü s) en zondt my
„ z e s Bollen daar van, die hy op den Berg
„ Sotau hardt uit den Grond gehaald. Vier
„ daar van hebben by my in ’t volgende Voor*
„ jaar gebloeid. Het brengt één o f twee Bloe-
,, men met de Bladen te gelyk voort, die wit
van Kleur zyn , eer zy open gaan v maar
vervolgens bleek paarfch worden ; zo dat
;,'zy veel naar die van de witte Crocusjes
gelyken ; doch zy zyn zesbladig, en ieder
Blad geeft aan den voet een Meeldraadje
55 met een geel Knopje ; terwyl die der bui-
” tenfle Blaadjes korter zyn. Uit het midden
” der Bloem komt een Styl voort, langer dan
’* dezelven , die wit is , aan ’t end in drieën
3* gedeeld. Die Bloem fproot uit tusfehen
” drie gekielde Bladen , veel fmaller dan die
” van ’t gemeene Colchicum* Op de Bloem
” Volgde een driehoekig Zaadhuisje, dat
53 njet groot was, met een ros rondachrig
55 /aad. De Wortel geleek naar die van ’t
,r pemeene Colchicum , maar was veel klei-
55 ner.” Zo heeft men ’£ ook thans alhier in
de Openbaare Kruidhoven.
M 4 -ApHYL-
31. DEEL. XII. STUK.