V. aan den Weg van Turin naarAfty in Pietnonti,.
jj*e * als ook in ’t Gebied van Genua, in ’t Voorjaar
Hoofd- aldaar bloei jende 5 gelyle B a u h iNus by
* ®-TÖK* Geneve. Op de Jura groeide het fchreef L o be t ,,
die het uitgeftoken hadt in ’t Gebergte aan het
Meir van Laufanne. Het komt,, omftreeks
idria, in ruuwe Bosfchagiën voor, zo Doftor
S c o po l i aantekent, die hetzelve aldus be*-
fchryft.
„ E e n Vleezige , wi tte, langwerpige , ge-
„ fpitfte Wortel ” [als een Honds - Tand affchet-
zende, gelyk T o ü r n e f o r t die zeer fraay
•afbeeldt,en waar van dit Kruid den Latynfchcn
«aam by de meefte Autheuren heeft,] Wor-
„ telbïaden, die uitgebreid , zyn , ovaaïachtig-
99 geipitst, Vlakkig , met de Steden de Stengel
, , omvangende» Deeze is rond, boven ’t mid-
„ den rood. De Bloem eenzaam knikkende;
„ De Bloemblaadjes paarfch , met de Nagels-
„ o ver hoeks witachtig groen, en een Vleezig-
j , Honigvoerend ruggetje hebbende, van hec-
3y welke twee evenwydige ribbecjes opwaarda
„ Ioopen. De Meeldraadjes wi t, korter dan de
,, roode Meelknopjes, die ei.nd.elyk zwart wor-
„ den» Een afwykende Sty l, die den Stempel
„ ruuw heeft door menigvuldige zeer kleine
„ Tepeltjes. Het Vrugtbeginzel groen , Eyrond»
, , Het Zaadhuisje Eyrondachtig.”
Aanmerkelyke Vericheidenheden of verande-
ringen komen in dit kleine Kruidje voor. De
Heer Ha l l e r , die de hoogte op een half
Voet
Voet ftelt, hadt van den Botanist XE C lerk ^
een Ajuinachtig Bolletje daar van bekomen,
’t welk in ééne Scheede vier Tandachtige-Hoofd.
Bolletjes bevatte. De twee Biaden merkt hy sTUS*
ivls Stengbladen, niet als Wortelbladen, aan.
In Europa valt de Bloem doorgaans paarfch-
achtig, maar ook weT geheel wit. By de
Bloemisten vindt men het met w itte, roode en
paarfche Bloemen. In Virginie komt het met
geele Bloemen voor en bemint ’er Waterige
plaatfen» Men vindt het in Siberie, even als
by ons, met breeder o f fmaller Bladen, en
meteene verfchiliendheid van paarfche, Vleefch*
kleurige en witte Bloemen, zo G m e l i r
aantekent, die opmerkt , dat , als de Plant
gebloeid heeft, de Vlakken gemeenlyk yan de
Bladen af gaan. Die met Vleefchkleurige
Bloemen zyn zeer zeldzaam , zo wel als eene
met volbladige Bloemen,, welke dezelven zeer
fraay in Kleur gemengeld , geen teken van
Vrugtmaakende deelen en de Bladen geheel
groen hadt.
,, In ’t vroege Voorjaar (zegt hy) bloeit
,, deeze Flant, en in de Herfst is ’er niets
„ van te vinden. De Tartaaren graaven der-
3, halve , in de voortyd, de Wortels uit, en
„ droogen die, aan een Draad gereegen. Z y
,» ftampen ze en mengenze in Melk tot Pap,
, , of kookenze tot Bry in Vleefchnat. Het
, , fchynt, inderdaad, dat dezelven een zeer
„ goed Voedzel geeven, komende my ook niet
R s »>
U» Dksl. zii, Stuk,