V. bende. Anderen tellenze mede onder de Cy~
Afdeel. mjarcHs of noemenze, in "’t algemeen , Kulle-
Hootd- kens-Kruid, ’t Is zeker dat de Bloemen, door
stu k . den gezegden K ap , de gelïreepte Vleugels en
geftippelde Onderlip , veel hebben dat naar
een Harlekyns Pakje zweemt. Z y is op dorre
drooge Velden, door geheel Europa, mooglyk
wel de allergemeenste, komende in onze Provinciën
ook veel voor. Zy valt dikwils maar
een Span hoog en heeft de Bladen een Vinger
breed, om laag de Steng Scheedachtig omvattende
en boven een korte Anir hebbende van
Bloemen, welke meest paarfch, doch ook wit
o f Roozekleur voorkomen. De Lip is gcltip-
peld en in twee Kwabben gedeeld, tusfchen
welken een klein middelftukje, dat uitgerand
zynde twee puntjes maakt; waar door de Lip
zig vierdeelig vertoont. De Spoor iseeniger-
maate opgewipt en van langte als het Vrugt-
beginzel o f Steeltje der Bloem.
De Wortel- Bolletjes worden in het Elec-
tuarium Diafdtyrion geeifcht, als hebbende een
byzondere kFagt om de Vermogens van' den
Menfch te verfterken. Oudtyds werden zy tot
wegneemïng van de Mannelyke onmagt ter
Voortteeling , door Tovery veroirzaakt, voor-
gefchreeven ; doch hedendaags heeft men zo
weinig gedagten van het Middel als van deoir-
zaak der gemelde Kwaal. Hierom zal het ook
weinig verfchillen , of daar toe de Bolletjes
van het Tweebladige, dan van dit Standel*
kruid*
kruid, onder den naam van Satyrli radix, ge- V.'
romen worpen (*). A fdeel.
Hoofd-,
(16) Standelkruid met onverd. Bolw. de Lip tuk.
van ’ t Honigbakje vierdeelig, gekarteld , xvr.
met een Jiompe Spoor ; de Rugblaadjes jnaseJa.
Oingeboogen. Mannetje*-
De eze, Mannetjes - Harlekyn by de Autheu-
ren genaamd, voert by de Engelfchen ,om ge-
dagte reden , ook den naam van Fools - Stones,
dat is Zots-Ballen. De Bloem komt in het
hoofdzaakelyke wel overeen , doch heeft de
Vleugels fpitfer en langer : ook is de middel-
flip van de Lip grooter dan de zydkwabben en
duidelyker in tweeën gedeeld. De Steng valt
wel anderhalf maal zo hoog en de Bladen zyn
tweemaal zo breed. De Bloemblaadjes zyn
niet zo zeer gefprenkeld als in de voorige ,
maar de Bladen komen fomtyds gevlakt voor,
fomtyds ongevlakt. Het Kapje van de Bloem
- ’ 'is
(*) De Heer Linnæus hadt de Bifólia daar voor aangetekend
en deeze fchynt zyn Ed,, in dat opzigt, met de vol.
gende gelyk te flelien. Vid. Mat. Mei.
(i«J Orchis Bulb. indiv. Neftarii Labio qnadriiobo crenu-
lato &c. Gort. • Belg. is s . G ou an Monsp. 470. v au x .
Par. uts. f. 1». Testicuius quartes. CAM.’ Epit. «24. Orchis
Morio Mas.Foliis (non) maculatis.. C. B. Pin. *1.
H.UDB. Etys. IJ. p. 191. f. r. Testicuius Morionis mas. Doo.
Pempt, 136. Cynoforchis Morio. Lob U. 176. Hall Helv
ineboet. H. p. i+4. T. 33. f. 1. Rîv. Ht)c. T. 1«.
U. Deel. xil. stok.