V.
ArDEEL. lil. Hoofdstuk.
t.
JMtlanW
irgmkura,
Yirginifchi
( i ) Melanthium met genagelde,Bloemblaadjes,
Dit Kruid, welk Plükenet als met de
Affodillen naverwant aanmerkte , hadt lak-
kige Stengen en fletfe Bloemen naar die vaa
’t Vogeimelk geiykende. Zyne Afbeelding vertoont
hetzelve in een fraaije gedaante. Men
vindt het by C l a y t on genoemd, Nigella
met eene flets geele Bloem en Grasachnge
Bladen. Het is , volgens de befchryving van
wylen den Heer Gronoviüs , een Plant
van één , twee Voeten o f hooger, roet een
ronde Stengel als een Halm en Bladen als van
Koorn, overlangs geribd, dun en flap. Op den
top is de Stengel, zegt hy, gepluimd met on-
telbaare Bloemen, doch allén Vrouwelyk zyn-
de, dat is, zonder Meeldraadjes. Hierom vraagt
de Ridder, o f bet cok tot de Tweehuizigen
behoore.
Eén fraaije Afbeelding van deeze Soort,
door den beroemden E h r e t getekend, vindt
men in ’ c Werk vao den Keizerlyken Lyf-
Arts, T r e w , in welke niet alleen de Bloemen
met Meeldraadjes maar ook in ’t midden
van
( i) Melanthium Peralis Unguiculatis. Syji. Nat. XII. Gen.
449 xni.’ Gen. 4H. pag. 487. Gron. t'irg II. p.
55. Melanth Fol. Lineaiibas integerrimis longisfimis. Grom.
Virg. I p {9 Asphodelo affinis Floridana , Ramofo Cau-
le, Flor. Omithigoli obfoletis. Plue. Aruüth. 40. T. 4J4.
f. 8. TBEV7. Ehret« T. 81.
van ieder Blaadje met een aartig Honigbakje £
zyn voorzien (*)* lil.
Hoofd-,
rol Melanthium met ongenagelde Bloemblaad^rvs.,
thlum Si*
Op verfcheide plaatfan, in Siberie, is deeze hirkum.
waargenomen , wier Bloemblaadjes, in verge-SlbetlcIw
lyking met de anderen, ongenageld zyn (f).
Gmelin noemt het Kruid Ornithogalum, om dat
het, wat de Bloemen aangaat, ook veel naar
’t Vogeimelk gelykt. ’t Heeft een langwerpig Bolletje
dat Grasachtige Blaadjes, van een Span
o f een Voet lang, uitgeefc en een dun Sten-
getje , dikwils twee Voeten laDg , fomtyds
roodachtig. Dit is, in de bovenfte helft, Aairs-
wyze bezet met Bloempjes , zo aan de Stengel
als zydelings. Dezelven zyn zesbladig, uit den
groenen witachtig, en hebben de Meeldraadjes
van onderen breed, allengs verfmallende en de
Meelknopjes taamelyk groot,ïn ’t eerstpaarfch-
achtig. Zy komen voort ter plaatfe daar het
Bloemblaadje is aangegroeid aan ’t Honigbakje:
doch geenszins uit de verlangde Nagelen der
Bloem,
(*) TREW Ehret. T. gi.
(z) Melanthium Petalis fesfilibus. Am. Acad. II. p. 349.
T. i i . Ornithogalum Spicis Flor. longisfimis Ramofis. GmEL.
Sik I. p. +5. T. 8.
(■ ■ f) De Nagel (Unguis) is d't langwerpige Steelachtige
gedeelte, waat mede ds Bloemblaadje* ia den Stoel of Kelk
syn ingeplant.
II, DEEL, XII, SïUE*