V.
III. * diète Wortel toegefchreeyen wordt, vier Soorten
Men vindt van deeze , aan welke ook een
HoOfD
STUK.
by T oürnefort, onder den naam van
Duitfch twee of driebladig Vogelmélk, met blaau*
we, donker blaauwe , Vleefchkleurige of witachtige
Bloemen , aangetekend. De Groeiplaats,
naamelyk , is in Duitfchland vry algemeen
, hoewel men ’t ook overvloedig in de
Elzas, in Switzerland en in de Zuidelyke
deelen van Vrankryk aantreft. Ra y meldt, dat
het op zekere Eilandjes aan de Westkust van
Engeland, in de Ierfche Zee, inzonderheid op
Bardfey, voorkome. Het voert by DoDONéus
den naam van Hyacinth van F u c h s i u s; om
dat ’er die Autheur de eerfle Afbeelding van
gegeven hadt. Dezelve noemt het Mertzen-
bluin, dat is Maambloem, alzo het in *t Voor-
jaar bloeit; doch geeft dien naam ook aan Druif*
Hyacinthen , enz. ( * ) . De beroemde Ha l l
e r noemt het Phalangium met-een Bol - Wortel
, zeer breede itompe Bladen, een Aair met
weinig Bloemen en zeer kleine Stoppeltjes. Hy befchryft het dus (f^.
„ Een
H. CU ff. 125. R. Lugdb. 3 3. GOUAN Mor.sp. t74. Hyacin-
thus Srellaris bifolius Geimanicus. C. B. Pin. 4s. Hyacin-
thus Germanicus Lilifiorus. Lok U. 99. Hyacinthus Fuchfii.
Dob. Pempt. 219. Ornitho'galum Germanicum. TouBNF. 380»
Maats. II. S. 4. T. 11. f. 15.
(*) Zie Fuchs, Herbarias, Octavo. Hyacint bas cartUtus ma*
jor , minor, mas et ftsmina item niveus. pag. 48I —— . 48 j ,
f f ) Hdv. inthoat. Tom. II, p. ioa.
„ Een Uijenachtige Bolwortel; met twee o f V.
/drie breede ftömpe zagte Bladen , en eene^^j*1**
, naakte Stengel, van een half Voet o f een H oofd.
„ Spanv Een losfe Bloem-Aair, van twee o f stuk.
> drie, op ’c hoogde tien Bloemen (*). Zeer
„ kleine Stoppeltjes. Uitgebreide, ook welom-
, , geflagen Bloemen, zeer kort Tarnen geknoopt,
,, groen genageld, de Blaadjes ovaal en blaauw,
„ door een dotikerer Streep verdeeld. De bui-
„ tenfte ry dér Blaadjes fmaller, de binnenfte
9, breeder: de Styl enkeld met een fpitfe tip;
„ het Vrugtbeginzel Kegelachtig en breede
„ Meeldraadjes ’* ( f ) .
Van deeze Ster «Hyacinth zyn de Bloemen
vry groot en fraay, én verderen in ’c Voorjaar
de Velden in Duitfchland en elders niet weinig,
wordende in Engeland Our Ladits Flower, dat
is Onzer Vrouwe Bloem, geheten , zo Lobel
aantekent. In de Tuinén plant zy zig fterk'
door haare Bolletjes voort (|J-
( 7 ) Squil-
(*) Dikwils vier Bloemen, gelyk van hoogte , fahryft ’er
onze Ridder aan toe-
( f ) Daar liet Geflagt van Phalangium Elsvormige Meebv
draadjes by den Heer Haller heeft, en hy van het Örni*
nitbogalam zegt: a ThaUngio difftrt Filamentis latis : zo
komt het vreemd voor, dat hy dit Plantje daar ook en niet
niet TOURNEEORT tot de Omitbogata t’hais gebragt
hebbe.
U ) Hoe de Squillen en dérge'yke Planten ait enkele Schil,
fers, op een warme plaats gelegd, Bolletjes geeven , kan
men zien by Guettard. Memoires. Tom.I. Obferv.
II. SEEL. XII, STUK,