V» Bloem ïs zesdeelig en haar Pypje komt Uit den
'Ainmv, Wortei voort. Het Zaadhuisje beftaat uit drie
Koer»- faniengevoegde opgeblazetie Hokjes. Hier ko-
6ïü k. n-jen de drie volgende, Europifche Soorten , in
voor.
t. ( i ) Colchicum met platte Lancetvormige op-
jtuiumnaiei fiaande Biadm\
Laatbloei*
Zo vreemd als de voorgaanden , zo bekend
is dit Kruidje onder den maam van Colchicum3
den Griekfchen Colchicon nabootzende , welke
daar aan gegeven was , om dat het veel op ’t
Eiland Colehos groeide. Het komt zo wel in
Engeland en Ooftenryk , als in de Zuidelyke
deelen van Europa, op Velden en Akkers voort.
In Karniolie is het op de Velden, na *t afmaai-
jen van het Hooy , een zeer gemeen Plantje,
de voorlooper van den Herfst, zegt Doktor
S c o p o l i , die het aldus befchryft (* ).
„ Een geelaehtig , langwerpig gefpitst Bol-
, , le tje , ontvangt in zyne gefleufde holte een
» ger
i j Colchkum Foliis planis Lanceoiatis ereólis, Syjl. Nat.
II. Gen. 4 5 Neg. XlII. Gen. 457. p. **7. H. Ciif. 140.
Ups. 90. R. Lugdb. 41. GOUAN Mtnsp. 189. tOEHM.
Lips. 29. FABR. lltlmft. 13. Colchicutn commune. C. B.
Pin. 67. TOUKNI. Injl. 348. T . I*1 » »82. Colchieum.
DOD. Pempt. 4S0. Colch. f. Sttangulatorium Ephemerum
Ciocifoüum. Lob. Je. 143. 0, Colchicutn Flüie pleno. C.
B. Pin. 67-
(*J Flor. Carniel. p. 129.
,, geworteld Pylaartje, dat twee Bloemen V.
4, draagt. Deeze hebben een half rolrond Af™u£L*
, , Pypje uit twee Vliezen beft aan d e , waar hoofd*
3, van het buitenfte de groote Slippen der STUE*
3, Bloem, het binnenfte de kleine voortbrengt. Cvlebieum
„ Tusfchen dat Pylaartje en den voet van ’t
,, Pypje legt het Vrugtbeginzel, dat flegts ia
„ *t volgende Jaar een Doosje maakt, in het
3, dorre gefcheurde en verwyde Pypje der Bloem
j, beflootcn en bevrugt met veele witte rond-
„ achtige Zaaden.”
De beroemde Heer H a l l e r , die het een
weinig omftandiger waargenomen heeft, be*
fchryft het (*J als volgt. „ Een Bolronde,
„ Vleezige , Scheedige Wortel, aan de eene
,, zyde verhevenrond, aan de andere plat, en
,, aldaar uit een Sleuf een nieuwen Stengel
„ uitgeevende, brengt in de Herfst de Vrugt ,
„ met de beginzels der Bladen, onder de Aar-
„ de voort. Na dien tyd en even zo in k
,, Voorjaar , in de Verfcheidenheid B , komt
, , de Bloem , alleen „ door een Sleuf van den
„ ouden Wortel te voorfchyn , met een Pyp-
3, je van een half Voet o f een Span en bleek
, , paarfche Bloemblaadjes. In ’t naafte Voor-
,, jaar , ( o f omftreeks' de Maand Juny in de
3, gezegde Verfcheidenheid,) volgen Bladen ,
„ die Lelieachtig , zeer groot , Eyrond Lan*
jj cet-
(f) Helv. inebsat. II. p, 125,