V. De Geele komt naby aan eenen Goudglans
III^* ° f is, bleek; doch de Nagels der Bloembla-
H oofd- den zyn doorgaans Goudkleurig; de Reuk is
stuk. ais die van verfch Wafch,of ook van Saffraan,
Tulpen!' fomtyds in \ geheel geen o f zeer flaauw.
De Kleur der Roods is nu hooger , nu blee-
ker en zeer bevallig, of ook niet fraay en
flets: de Nagels der Bloembladen zyn o f geheel
geel’ , o f als met eenig flaauw Rood in
het geele befprengd: in fommigen befmet: flegts
een zwarte Vlak het midden van den geelen
Nagel; in anderen een groote, zo dat van het
Geele flegts een ftreep, den zwarten Nagel
omringende, gezien wordt. Somtyds zyn die
Nagels zo groot , dat zy. de helft der Bloembladen
beflaan. Deeze hebben den Reuk wel
eens aangenaam, als van een Oranje-Appel;
doch meestendeels zeer flaauw, en eenigermaa-
te naar den Stank der Papaveren gelykende.
De Witte Tulpen zyn geheel wi t , dan dat
de drie buitenfte Bladen aan de rug iets Afch-
graauws o f fomtyds ook iets blaauws, daar onder
vermengd, fchynen te hebben.?De Nagels
zyn g e e l, de Meeldraadjes en derzelver Knopjes
bleek.
Van de Paarjcben zyn eenigen o f donkëïer
en Violet- o f Araethystkleur; anderen als de
Bloem vaa de Peonie, of ook bleeker , naar de
Provencie• Roozen gelykende; fomtyds geheel
wkachtig ; doch allen hebben zy de Nagels
en
f©h de Meeldraadjes of bleek of geel van Kleur
hoewel fommigen ook de Meelknopjes zwart ijj;
en derzelver Steeltjes als met eenig Roet be-HooFD^
fmet. Men vindtze insgelyks ruikende en zon-STÜK'Tulpeiti
der Reuk.
De Bonte zyn zeer menigvuldig: want het
Zaad, van alle vroege Tulpen, in den Grond
gevallen of gezaaid , brengt zelden jongen voort
die de Kleur der Ouden hebben, verbasterende
in verfcheide Kleuren, zelfs dikwils in \ Geel*
Uit de Witte , nogtftans ; heeft my de Ondervinding
geleerd , komen de grootfte Verfchei-
denhedèn van Kleuren te voorfchyn. Uit Zaaiden
van eenen zelfden Bol , te gelyk in dè
Herfst gezaaid, kreeg ik in ’t volgehdè Voorjaar
eenige Plantjes , die na ’t vyfd e, zesde;
zevende ; ja fommigen eerst na het agtfte en
tiende Jaar, bloeiden; en derzelver Bloem was
ó f geheel wi t , als die der Moeder-Plant, en
wit bont , of geel en geel bont, o f rood en
rood; of paarfch en paarfch bont. Ik zal alle
deeze Verfcheidenheden van Kleuren, zo veel
doeDlyk is, tragten op te geeven.
De Bloem der Geel bonte , uitgefpreid, vertoont
zig t . In de eerfte Dagen fomtyds geheel
geel, op den vierden en vyfden van bub
ten met roode ftreepjes aan de kanten der
Bladen , doch blyft van binneD geel, met dè
Nagels Roetachtig , de Meelknopjes,fomtyds
geel, de Meeldraadjes bruin. 2. Somtyds zyn
de Bloembladen van binnen met roode Stree-
S pjes tl. Dsel. Zil, STUit,