V,
Afdeel.
HU
HoofdrrsK
»
end geknodst: de zes geboogen Meeldraadjes,
met Vorkagtige Knopjes omringende het Vrugi-
i-ennzel, ’t welk by B afzónderlyk vertoond is,,
zo wel als de Meeldraadjes by C en D. Hier
openbaart zig in deeze laaiden een aanmerkelyk
verfchil, naar dat dezelven nog in ftaat tot
Bevrugting of reeks uitgewerkt, zyn , gelyk
men dk ook aan de Bloemfteng , die van onderen
op bloeit, kan waarneemen. Zodanig
iets heeft plaats in do blyvende Meelknopjes
van allerley Bloemen. Z y keeren zig om en
fehudden als haar Stuifmeel ui t , waarna zy
allengs inkrimpende verdroogen. De Vrugt ,
die onder groen, boven paarfchachtig is, verj
o n t zig by E , in de overblyvende Bloem
gevat, met de Meeldraadjes omringd en met
den Styl gekroond. By F ziet menze overdwars
doorgefneeden., zo wel als de holligheden
der drie Hokjes en de Zaaden, daar in
•vervat, wier figuur nader blykt by G , alwaar
z y , zo'van de eene als van de andere zyde-,>
vertoond zyn.
Befchryving der Plant»
De Wortel is een Schubbige Bol, niet rond ,
maar Kegelvormig , onder geknot en als dwars
afgefneeden, witachtig geel,, van aanmerkelyk©
grootte. r * , , ,
D,e Bladen zyn Lelieachtrg, anderhalf Voet
en, daar over lang, by den Stoel derdhalf
Duim
Tl
Duim breed , voorts allengs, tet aan de pMÖt . «V.
toe, verfmallende; van boven Geutachtig, van
onderen bultig gekield, op de kanten gegolfd j Hoofd-
niet uitgegulpt, aan de bovenzyde donker groen, STasï
van agteren geelachtig en aldaar, in de benedea-
ile helft, met paarfche Vlakjes getekend.
De Bloemfteng is aanzienlyk, fchuins uit den
Wortel fchieteode en verder regtopdaande,
Hevig,, van beneden tot het midden een Vinger
dik, en ter hoogte van drie Rynlandfche Voeten
opgfoejjende. Zodanig is de hoogte van de
eene myner Planten , in Potten, geweest. Ik
had nog een andere, met twee Bloemlleugen
van minder hoogte. In de-Hortus; Medicus
was z y , deézen Ja are, met vcrfcheide BJoem-
flengen van verfchillende hoogte, allen van boven
met Bladertjes gekroond.
Het middelde en hovende gedeelte hadt in,
de eerstgemelde, by my , öngevaar zeventig
Bloempjes , ieder op een Steeltje van een Daim
langte, dat van onderen gevat is in een driehoekig
fpits hoi Blikje. De Bloempjes zyn op-
Itygende, niet neerhangende : ieder omtrent
> èen Duim breed. Het onderde van de Stengel
, dat het groende i s , glad en volkomen
rond, is met dergelyke paarfche Vlakken als
de Bladen , die onregélmaatig zyn en digt by
èlkander ftaan , getekend. Hét hovende is
geeler én hoekig door’tafgeeven vandeBloem-
fteeltjes allengs verdunnende.
De afgebloeide Bloempjes worden , op de
^ Y 2 Zoa
II Deel, x il, STOK,