V.
A.FDEEL
I V .
Hoofds
t u k .
xv.
Orchis
Injeïï'-fert
inlekten
dtaagsnd.
(15 ) Tweeblad met rondachtige Bolwortels,
• een gebladerde Stengel, de JLip van ’t Ho*
nigbakje byna vyfkwabbig.
Onder deeze algemeens bepaaling heeft onze
Ridder die Standelkruiden begreepen, welken
-men Vlieg-, Wesp o f Spinnekopbloemige genoemd
hadt, volgens de byzondere gedaante der B lo o
men, naar deeze o f genen, der gedagte Infekten
, gelykende, ’t Is zeker, dat zy aanmer-
jkelyk van elkander verfehillen , en dat dit
verfchil Hand houdc in veele der opgenoem-
dCj Verfcheidenheden; doch men kan ze ge«
voeg«
(1$) Orchis Bulbis fiibrotundi* , Scapo Fofiofo, Ne&atii
Labio fubquinquelobo. Goiun Monsp. 473. Ger. Prov.tin
Cypripedium Bulbis fubrotundis, Foliis oblongis Caulinis. I(.
Oei. 44. p. u i . Fl. Sutc. 737 cs. Orchis Muscas Corpus
referens minor. C. B. Pin. S3> VAILL. Paris. 147. T. 31.
f. 17 , is . Orchis Myodes prima Lob. lc. 181.fi, Orch.
JMuscam referens major. V ■ Lutea. C. B, Pin. 83. Orch.
Myodes lutea Narbonenfis. Lob. lc. iSi, Qrch. Muscaut
foerjaleam majorem repraslentans. Breyn Cent. ioo. T. 44.
Moris. Hiß. III. S. ra. T. 13. f. XK $f Orch. Myodes lutea
& £ fusca Lufitanica. BREYtf. Cent. n», T. 4$. 3. Orchis
Aräneum referens. C, B. Pin. S4. Toiirnf. Infl. 434.
T. *47. VAilX. Par. T. 30. f. 10 - 13. Orchis Adrachnifis-
L ob. Ie. iss. S1. Orchis Fucum referens Colore Rubiginofb.
€. B. Pin. 83. VAILL. Par. T. 31. f. 15, 16. 1. Orch-
Fucum referens major, flore fubvirente. VAi l l . T. 30. f. 5.
Orch. Apem referens Lufitanica. Breyn, Cent. 98. T. 43. n.
Orchis Scarabatum referens, Moris. Hiß. III. S. 12. t . 13.
f. ro. A. Orchis Cercopithecum exprimens Lufitanica, Breyn
Cent. s4" T. .4*. Mor. S. 12. T. 13. f, 4. Otchis Fuciflora
§: Muscifiora. hall» N. 126s , n 6S. T, 24,
Voeglyk tot twee Hoofdfoorten betrekken, wel- ,
ken de Heer H a l l e r heeft voorgefteld, in ^
deeze termen. H oofdstu
k .
CA) Standelkruid met rondachtige Wortels , Q
het Lipje als Fluweel, tweejleuvig, metMyoides. - , y jl^pr#
korte Elsvormige Armpjes• bioemig,
Deeze komt, zo wel als de volgende, in
verfcheide deelen van Europa, buiten ons Nederland
, voor; hoewel menze veelal, zelfs in
Engeland, in laage Grazige Velden vindt. Dik*
wils vertoont zy zig zodanig, dat het fchynt
of ’er Vliegen hingen aan de Stengel, die een
Voet of anderhalf hoog en ftevig is, om laag
bezet met Grasachtige Bladen. De Bloem-Aan:
is ongemeen yl (*) > uit naauwlyks meer dan
agt Bloemen beftaande, welke ieder een Blikje
hebben, langer dan het Vrugtbeginzel of Steeltje.
Zy ftaan overend, en hebben een open Helmpje
, met do drie buitenblaadjes groen, de binnen-
fte twee donkerpaarfch of byna zwart, gelyk de
Lip , die als het Lighaam van een Vleefchvlieg
vertoont, te meer, om dat zy Pluizig is als
Fluweel; maar de Bloem verwelkende wordt
z y bruin met een witte Vlak. Ook zyn ’er
met geele Bloemen, en dus kunnen hier de zes
eerfte
(A) Orchis Rad. fubrotundis, Labello Sfiiiceo , bifulco ,
Bwchiolis brevibus Subulatis. Heiv. inebtat. II. 133*
(*) Spica Flotalis omnium Orchidum laiisfima. Hall. >04?
IL DSSL. XII» STUK*