V.‘ tweekleppig Scheedje. Z y hebben ieder een
rAFDEELi. gteejtje met een Vrugtbegmzel, waar pp de
Hoofd- Bloem z i t , die zesbladig is o f tot den bodem
stuk» in zesfen gedeeld. Deeze Blaadjes zyn van figuur
als een Piek-yzer, beurtfings één fmaller,
één breeder,; gelyk gewoon is in de Lèlieach--
tige Bloemen. Z y fpreiden zig vlak uit en
gelyken dus te famen niet kwaalyk naar de Bloemen
der Nigelle o f Juffertjes in ’t Haair. Ook
is de Kleur bleek blaauw , met eengeele Vlak
by ’t midden, alwaar drie kleine Blaadjes over-
end ftaan , omringende het Vrugtbegïnzel en
den S ty l, die met drie dikke gegaffelde Stempels
is gekroond, allen blaauw van Kleur. Hec
Eyronde Zaadhuisje bevat in drie hokjes veele
rondachtige Zaaden.
Die met groote Bloemen heeft dezelven en*',
keld in een Scheedje, een weinig grooter, bleek
paarfch en eveneens gevlakt, maar de Stengel
is tot onderen groen.
n. CO Morsa met Elsvormige Bladen.
Moraa ~ ,
Jta*.., i Deeze, zo wel als de voorgaande, bloeitby~
EiesWai- ^ jaariyks by ons, zegt de Heer N. L. B ü r .
m a n n o s , met Bloemen van èénen Dag „
die eene byzondere Violette Kleur hebben.
/.*,> Morsa met Degenvormige Bladen. '
r n. .V ' Dee-r Irtdkides.
Ufchachti- 5«* fa) Moraa Fol. Subulatis. BOEM- Fl. Cup. Prodr. z,
(3) M»tm Fol. Enfiformibus. Mant, aS. Moraa Spathl;,
Deeze Plant groeit bok natuutlyk aan de Kaap^^V^
der Goede Hope, zegt M i l l e r , van waar n>
de Zaaden^ onder den naam van Witte Water-Hoofd-
Lely-, övergebragt waren, die in de Tuin vanSTUK*
dhelfea opgekomen zyn, alwaar de Plant gebloeid
heeft. Hy geeft ’er de Afbeelding
van, waar uit blykt, dat dezelve wel veel ge-
lykt naar dé voorgaande, doch tevêns nader
aan de ïrisfeii komt, veifchillende daar vaiï
alleen , door de geheel üitgebreide Bloem, zegt
L innjEü s , die daar toe ook betrekt, eénLe-
vahtfehe Laage altyd groene Iris, door den
geleerden T i l l i üs in de Toskaanfche Hortus
te Pifa waargenomen.
Deeze h e e ft Vezelacht'ige Wortelen* zó wel
als dié. Hy badtze by Konftandnopolen gevonden
ëh merkt aati, dat zy van de Smalbladige
Iris, die eèn Abrikoózen - Reuk heeft, van
B AbHiNUs , Weinig vetfchille , hebbende
Grasachtige fpitfe ftyve Bladen en reükeloozé
Bloemen , geel en blaauw gemengeld. Derzel-
ver gedaante fchynt van die der Kaapfé van.
den Heer M u u k iets af te wyken, hoewel
hét Gewis anders taamelyk daar mede ftrookt*
T ó t deeze Soort behoort, wat het L oof aangaat,
veel nader dan tot de voorigen, die Moraa
, welke, uit het kruidboek vaü B c c h o d z ,
ohufiiflora
Fol. Gladiaüs, Radice fibtofa, MiLl. Ie. iS9- T.
8,39. f. 1. Iris Otientaiis pumila fempervirens 8£c. TiLfc»