b t B ö t P t A N t E Ül, 3?k
^eb weinig omgekruld. De Blikjes ook, die de V.
Bloem befchutten, dikwils langer dan dezelve, jigt ■
zyn yan een zelfde Kleur o f hooger rood. De # 0ofd*
Stamper is korter dan de Meeldraadjes, en ’c stuk*
Gewas kleiner.
(3) Hyacinth met de buitenlïe Bloemblaadjes r nr.
bynd ondërfcheiden , de birmenften te fa-ßlotiTusT
men vereenigd.
Deeze was, onder dè voorgemelde Verfchei-
denheden van de Eerfte Soort , bevöorens me'
de geteld door dert Ridder , doch naderhand
daar van afgezonderd. Hy fiele dë natuurlykë
Groeiplaats in Spanje eb Ba r b a r i e . D e Bloemt
„ tros ( zegt hy ) bloeit aan ééne zyde: dé
j , Bloemen zyn droevig of flets van Kleur èn
j , evenwél by nagt niet welriekende * de Bloem
is zesdeelig , met de drie büitenfte Slippen
beurtlings, byna tot den bodem toe, van één
„ gefcheidèn en omgekromd.” De Kleur is ,
volgens C t ü s i u s j uit den päarfchen bleek
groenachtig»
(4 ;
Wordt in de laatfte Üifgaavè van *t Sjfl. Nat. Ed. Veg*
XIII., gezegd: doch Hallèr zégt daar van Flos tubulefus$
MeUugine plenas , ad otigincm Venirisifus ; gelyk ik heb gé*
ïthreeven.
(3) Hyacinthas Petalis extériöribus (ubdiftin&is, ïnteriorU
bus coadunatis , Hyacinthus obfoleto Flore. C._ B. Pin 44*
ToüBnf. lr.fi 345. GOUÄN Momp. i?g.-Hyitihdiüs''óbiaié>
ti Coloris , Hispanicus feiotirius. Cius. Hiß, I.p.1774 t f t i
Aa 2
II. D m . Xlt. Stuft.