«J2Q M 4 N W ? y i G B L E £ ï J£-
Afdebl ** *s maar édn enkel Blad aan den Wortel, doch,
‘ IV, s> als de Èloemen verflenzen, dat in ’.t laatst
Hoofd- „ van Jüly gebeurt, groeit ook een tweede eti
„ derde Blad, zelfs aan de Steng, die dan hoo-
ger opfchiet. Ik heb ook in fómmige Plant-
. jes , behalve den gewoonen Bo l , aan ’t end
„ van een dikken V ezel, die boven aan den
„ Bol was uitgegroeid, een anderen Bol vinden
, , hangen: des het byria geloofbaar is , dat aan
3, alle Eenbollige Standelkruiden twee Bollen
33 gegeven zyn , maar van welken de één eerst
„ in de Herfst aangroeije , daar dezelve in dè
„ echte Standelkruiden reeds in ’t Voorjaar
„ waargenomen'wordt.V * '
Volgens anderen .geeft dikwils het Wortel-
bolletje van dit Plantje één o f meer Draaden
uit, waar aan een ander Bolworteltje op een!»
gen afftand is gehecht; ’t welk dan het Plantje,
twee- of drie - Ballig maakt , gelyk men ’t in
de aangeha'alde van L o b e l afgebeeld vindt.
öilryt Tw’ee'olad met Eyronde Bolwortelseen
\Atpina. ' 1 naakte. Stengel ,• Elsvormige Bladen ; de
Lip va» 't Honigbakje onverdeeld Jtomp^
wederzyds eentandig.
Op,
( l i ) Qpkrys Bulbis ovatis, Scapo mido &c. Ft. Suic. n ,
N. S17. ]ACq, Vind, i p j . r . 9. OED. Dan. 452. Cbam*.
Qtchis Alpjna Fol, Gjamineo. C. B, Pin, 81. Prodr. 29. Qjï
ctiis Rad. Tu'itotundis, Labella ovato, mrimjiie Denticula
potato. HALL, N, 1163. J , 2a; f, 1', ' • - • a
Op de Alpen van Switzerland en van Lap* Vi
land is deeze waargenomen, zynde een der aller-
kleinften onder de Standelkruidacbtigen volgens Hoora-
L i s NjE üs. De Elsvormige Blaadjes , ech-8TUKS
te r , welken zyn Ed., zo wel als het Stengetje,
maar een Duim lang opgeeft, kwamen in Swit-
land den Heer H a l l e r weinig korter dan de
Stengel, die van vier tot zes Duimen lang
was, voor. Het getal derzelven was ook groo-
•ter: hy fpreekt van veele en onze Ridder van
vier Blaadjes. Op de toppen van den Schnee-
berg, die met Kruiden begroeid zyn, by W eenen
in Ooftènryk , vondc de Heer J a c q o ï n
dit Plantje met van vier tot agt dunne,groen
e , gekielde Blaadjes dikwils van twee Duimen,
en het regtopftaande Stengetje, hoekig
naakt, van de zelfde langte. Men begrype
l igt, dat de Grond en Groeiplaats dit onderscheid
maakt, ’t Getal der Bloemen pf Bloem-
pjes verfchilt niet minder. In Lapland hadt
dé Aair ’er flegts vier o f y yf ; in Ooftènryk
van drie tot twaalf; in Switzerland van twaalf
tot twintig Bloemen : ’t welk een gszins met
het verfchil van grootte eyenred g Is. V y f Blaadjes
maaken het Helmpje of Kapje als gewoon-
lyk en ’ t zesde het Lipje , dat weinig langer
i s ; het Vrugtbeginzel omgedraaid als in de
yoorige. De Kleur der Bloemen is cok uit
den groenen geel.