H f ! n i i n
I I I
A f d e e l .
i ï i .
H o o f d I
I i i i s
s t u k ,
V
£54 Z ï S M A N i J I G É L E L I È'.
fbort van Schaak1 ©f Dambord, dat men Frt-
' w vv UU1U 5 V*u LlUCUJt de Plant Fritillairè, en F ritillary, of the-
quefd L illy , dat is gedobbelfteende Lelie. Dé
Duitfchers noemenze, deswegen * Bretfpiel-
Blum. Die afleiding, evenwel, is onzeker*
Sommigen hebbenze Gefpikkelde Lelie-Narcis-
feh geheten»
De natuurlykè Groeiplaats fchyht fce zyn in
de middelfle en Zuidelyke deden van Europa.
Zy groeit op de Bergvelden die vet en vogtig
®yn> in Provence, zegt G Er ar d. Vanzelf
komt zy in “ Velden aan de Rivier, niet ver
van Orleans in Vrankryk y voort* In Switzen»
land is zy door den vermaarden Gagnebi»
by Goudeba gevonden en féd'ert berugt geworden
onder den naam van Tulpen van Goüdèba. Dus
komt zy ook elders aldaar en in Ooflenryk
voor, zo C l u s i u s meldt. By Upfal vindt
menze thans overvloedig , zegt de Ridder, in
3t Koninglyke Veld, alwaar zy jaarlyks bloeit
en voortteelt, en , hoewel uit de Tuinen daar
gebragt, telt hy ze nogthans onder de tnboor*
lingen van Sweeden.
De Wortel is Bolachtig 3 rond en digt, gee*
vende zydelings de Stengel uit (*), ongevaar
een
(O Radix bolho/a retunda , foliia ƒ Culmui laltralit
volgens Haller. Tourneeobt zegt en toont aan, dat de
Woi-t
èen Voet hoog, niet vyf Grasachtige, fmalle, V.
Scheede - Bladen* Op den top heeft zy ge-A,rj|jtA
meenlyk één ö£ twee * zelden drié Blóemen, Hoofd- die aan kromme Steeltjes hangen. Zy beftaanSTÜI*
uit zes Bladen, digt aan. elkander gevoegd ,
in de gedaante van, een wydbuikige Klok * met
een naauwen Mond. Deeze Bloemblaadjes
zyn bultig aan den voet, daar van binnen een
diep Kuiltje is, van Eyronde figuur, Jé welk
bet Honigbakje maakt, loopende flreepswyze
naar ’t midden. De zes Meeldraadjes omringen
den Styl, die een driedubbelden Stempel
heeft en de Vrugt is een driekantig Zaadhuisjes
van binnen drie holligheden hebbende,met
veele platagtig gerande Zaadjes ff).
Een groote Verfcheidenheid heeft in de Kleur
der Bloemen plaats. Zy zyn in ’t algemeen
Ruitachtig verdeeld en dus gefchakeerd met
Vlakken, dat ’er den* naam aan geeft. Ook is
de Kleur van binnen leevendiger en fraaijer dan
van buiten, alwaar zy gemeenlyk groenachtig
Zyu , met bruine en bleek paariche Vlakken
gefpikkeld; doch men vindt’er ookdieVleefch-
kleurig zyn of geel, of Ifabellé-Kleurig en geheel
wit, ’t zy met of zonder paariche Vlakjes.
Zelfs zyn ’er, die men zwarte Kievits-
Ei-
Wortel doorgaans beftaat uit twee halfronde Bolletjes, waar
tusfehen de, Stengel opichiec.
( t ) Het voornaamfte hier van is zeer duidelyk blykbllt
Ca dé keurlyke Plaat by TOURHBEOBT, N. zot,
II. deel. xa, srutSf