V.
Afdeel.
IL
Hoofd«
stuk.
66 D r i e m a n n i g ê L e l i e »
gel langer dan de Bladen en eenbloemig
heeft.
In Klein Alle legt de Provincie Sufiana, be*
hoorende tot het Ottomannifche Gebied, van
waar deeze Iris eerst in de Tuinen te Konftan-
tinopolen gebragt en van daar , nu twee Eeu*
wen geleeden , te Weenen gekomen zynde ,
verder door Europa is verfpreid. Het is ech*
ter tot heden geen gemeene Plant, wordende
niet dan by de Liefhebbers van Kruiden gevonden.
Onder haare mede-Soorten munt zy
u i t , niet zo zeer door de hoogte van de Stengel
, waar in fommigen haar overtreffen, maar
door de grootte van de Bloem. Dezelve begaat
, oogfchynlyk, uit negen Bladen, waar van
de drie onderften, naar de Aarde omgeboogen,
dik zyn en ruig gebaard, meestendeels bleek
zwart met eenige paarfche Streepen, doch in
’c midden meteen donkerer Vlak, als van zwart
Fluweel. Op dezelven leggen drie kleinere, als
Gewelfjespaarfchachtigvan Kleur,zynde Blader
e Stempels , welke de Meeldraadjes, die Priem-
v o rm i g zyn,bedekken; terwyl de drie feovenfte
opftaande, ieder een Handpalm groot, zeer dun en
fraay
Syß. Nat. XTI. Gen. S9. Peg- XIII. p. 78. 11. Cliff,'. 18.
R. Lug&b. 17» Iris Sufiana Flore maximo ex albo nigrican-
te. C. B. Pin. 3ï. Theatr. 579. MoriS. Hifi. II. p. 3JI.
St T.! 6( f. 6t Iris latifolia major. CLUS. Hiß, I. p»
217. Iris Chakedonica vaiiegata. Lob. Ie, 67.
fraay geaderd, dooreen konltig Netwerk in ’t witAro *
en zwart, de Bloem uitermaate verlieren en naar h.
dé Pluimagie Van fommige Faifanten doen gely- Hoofde
ken. Men vindt ’er een fraaije Afbeelding van i SiüE*
in ’ t Werk van K n o r r , over de Planten (*>
Men noemtze ook Iris van Pharaó, of Zwarte
, ja zelfs Cretifche , zegt C l u s i ü s , en
L ob e l heeftze onder den naam van Bonte Iris
van Ghalcedonie vöotgefidd' De Wortel is groot
en knobbelig, doch anders naar dien der andere
Soorten gelykende en de Bladen zyn ook niet
veel daar van verfchillendei Hét Zaadhuisje
komt met dat der overigen byna overeen.'
L ö b e l hadt zodanig eeöe Iris-Bloem gezien
met dwarfe en fcheeve Plekken, die vaal, Afch-
graauwl en roodachtig wareri,
(a) Iris met geb, Bloemen , de Stengel hoogër
dan de Bladen, byna tweebloemig, de rentiha.
Bloemen ongefleeld» tyn f^ 0
Deeze , wier Natuurïyke Groeiplaats in de
Züidelyke deelen van Europa, en byzonderlyk
in de Krain, door. den Ridder gefield was ,
is
KBöRR Thefaurat Rei Herbaria Horienfisqué. Neut.
1770. Vol. I. p. I+i. Tab,' L 6.
(a) Iris Coroll. baxbat. Cmlc Fol. altiorè fubbiflorö ,FIori
fêsfilibtls. MiLLt Te. 154. Iris alba Fiorëntina. C. B. Pin. *r*
Iris alba Gerrrianica, C. B. Pin. ; i . iris Flore albo. B.AJ*
Hiß. 1180. Iris noftras vuig. caudidis Floribus. LOB. Ie. J34
Snoer Tbu, I. Tab. L 7,
E S