V. Schoon de Kenmerken overeenkomen, durf
Afdeel. j|j, wegens deeze korte befchry ving, met geen
Höofd- volkomen zekerheid myne Plant, in Fig. 3 ,
stuk. op Plaat L X X IX , afgebeeld, waar van ik
meer dan één Exemplaar van dë Kaap ontvangen
heb, hier t’ huis brengen. Ik zal ze echter
den zelfden naam geeveri, ëii mérken aaii, dat
de Bladen , gelyk men hier zie t, zeef breed *
byna Lancetvormig en fterk geribd zyn ; de
Bloemen met een lang bogdg Pypje, roodachtig
o f byna wit van Kleur. Zy bevatten een Styl
met drie Knodsachtige punten of Stempels *
zynde een weinig langer dan de Meelknopjès.
Öogfchynlyk komen deeze Bloemen ieder uit
een dubbeld Bloemfcheedjé voort, en hebben
de twee bovenfte Slippen opftaande o f opfty-
génde , üls in de bepaaling Wordt gezégd.
C10) Antholyza met neergêboógene eenbladigê
^Akthrot naauwlyks getande Bloemen, waar binnen
des. de Teeldeeleti beJlootenzyn} en Degenvormithige'.
acm' Se Bladen.
Deeze wordt door zyn Ed. befchreeven ■, ais
hebbende platte Bladen van een Voet lang; een
Stengel van twee Voeten, geheel enkeld en zeer
glad; met overhoekfe Bloemfcheedjes, die twee-
kleppig zyn 6n oVerend ftaan , de Stengel irtilui*
(10) Anthüyza Corollis declinatis, monopetab’s, vix den»
eatis, Genitalia irjsUidentibus, Fol. Enfiformibus* BURM«
prodr, 1.
fluitende by ieder Bloem» De Blcetnen zyn V.'
jPypachtig als die van de Alethris, neergeboo-
gen, geftreept en paarfch , met gelyke Meel-Hoofd«
draadjes, Van binnen aab de Pyp gegroeid, enSTUK»
een Draadachtrgen Styl, welks end of Stempel
een weinig buiten de Bloem uitfteekt. Ik bezit
een Exemplaar van deeze Soort in myne
Herbarius^ van Kaapfe Planten.
I r i s . Lifch.
Een zesdeelige Bloem, met de Bladen beurt^
ïings omgeboogen, en Stempels die naar Bloem*
blaadjes gelyken, maakt eene zeer duidelyke
onderfcheiding van dit bekende Geflagt van
Planten (*)»
Het bevat ve e le , méést Europifche Soof*
ten, welke door den Heer L 1 knüsüs in zo*
danigen, die de Honigbakjes der omgeboogene
Bloemblaadjes gebaard en in zodanigen , die
dezelven ongebaard o f glad hebben * onder-
fcheiden worden*
1 A, Gebaarde of ruige.
( i ) Iris met gebaarde Bloemen, dié de Sten- i>
j hls
gtlSufiana*
Levatit» (*) De Bloem is eigenlijk niet eeniladlg , hoewel zy dusfche»
g'enoëmd was door den vermaarden Tourneïort , maar
beftaat uit zes Bladen, die in een Pypje, dat op het Vrugt-
beginzel zir, zyn ingepiant; zo de Heer L1NN.SUS , in Hor-
iD Clijfjortu.no, aanmerkt,'of met hunne Nagels famenge-
groeid. Gen. Plant.
(i) his Coiolla batlata , Caule Foliis longiore unifloro.
E
II. DEEL. XII, STOKi