V.
A fd e e l .
I.
Hoofdstu
k .
zyner Natmrlyke Methode, welke ik grooten-
deels, in deeze myne befchryving der Planten
volgens zyn zo beroemd Samenftel der Kruidkunde,
gevolgd heb ( * ) ,
Die enkelde Zaadblaadjes nu, uithoofde van
welken deeze Planten Monocotyledones geheten
worden, hebben alleenlyk plaats in de Palmee,
Lilia en Gr antina van gedagten Leidfen Hoog-
leeraar , volgens wiens Samenftel tot nog toe
ook de Planten in onze Amfterdamle Kruidtuin
gefchikt zyn. De Grasplanten onderfcheiden
zig van ze lf, en behooren baarblykelyk tot onze
volgende Afdeeling. De Palmboomen heb ik
reeds in den aanvang deezes Werks, als een
uitmuntend en geheel byzonder flag van Ge-
wasfen, dat zelfs den voorrang van de andere
Boomen verdient , voorgefteld. Maar tot de-
zei ven hadt gezegde Hoogleeraar Planten, zeer
weinig naar dezelven gelykende, alleenlyk om
dat zy ook zekere Bloem- o f Vrugtfcheede
(Spatha) hebben, o f wel flegts wegens de manier
van groeijing, t’huis gebragt. Dus betrok zyo
Ed* daar toe niet alleen de Pifang o f Banannen
en de veelerley Gember- of dergelyke Planten,
maar ook de verfchillende Geflagten van Kalfs-
voet, Speerwortel, Slangekruid en anderen reeds
befchreeven ; buiten en behalve de Drieman-
nigen , Iris , Gladiolus , Sifyrinchium , Ixia ,
Xyris en negen Geflagten van Planten , tot
de
(*) zie II. Deels j» stuk, bladz* 231, en**
D E R B o L P t A N T E N . $
de Manwvvigen behoorende,■ ® waar van de Orchis A V. fppü’I
en dergelyken de voornaamften zyn. Deeze . *
laatften heb ik , benevens nog eenige weinigen, Hoofd*
die naverwant fcheenen te zyn met onze Af'«TUK»
deeling, hier t ’huis gebragt.
De Lyst is voorheen gegeven f * ) : en uit
dezelve blykt, dat van my hier zullen befchreeven
worden byna alle de genen, welke in de zeven
I^atuurlyke Rangen van Orchidece , Enfatce,
Tripetalodece, Demdatoe, Spathacea, Coronarw
en Liliacece, door den Ridder vervat waren (D*
Ook komen ’er de meefte Lilia in, van den
Heer v a k Roy e n , en byna alle die derKlasfe
van Lelieachtige Planten by T o u r n e f o r t .
Des myne Afdeeling, in deezen , aan de be-
naaming taamelyk voldoet.
Ik moet alleenlyk nog iets zeggen, ten opzigt^e Blaam*
van de Wortelen en Bloemen. Bolplanten heeten
de meeften, wegens den B o l, die, als gezegd
is , het jonge Plantje, Scheutje of Kiempje influit.
Dewyl men in de Erwten en Boonen niet
alleen, maar ook in allerley Zaaden, het toe-,
komftig Gewas reeds in ’t klein, of als in miniatuur
, en in de Knoppen der Boomen zelfs
de Bloemen , ja de Meelknopjes door ’t Mi-
kroskoop ontdekt ( j.) , zo is \ niet te verwonderen,
f*.) zie ‘ t vooig. XI. Stok, bladz. 41*.
( t ) Zie II. D. I. Stu k , bladz. 177-179.
( 4) Vid. Obftrv. Micrticopiqaes du Baron DE GleicHEN .
Heur. 177®, Fol. Se6l. VI* da Gecme & pag, Xz* Tab, IX»
x, xr, xii.
A 3