V. der Bloemblaadjes en het maakzel der Teel-
Afdeel deelen, liever tot de Serapias dan tot het Ojt-
Hoofd- pripedium willen betrekken* De Afbeelding
«t u k . van S t e l l e « o s, door hem gebruikt, is, zo
hy oordeelt, ook veel naauwkeurïger. Zie
hier zyne befchryving van dit Plantje, dat in
5t midden van Mey zig , op opene Velden
tusfehen de Bosfchen, aan de Rivier Lena,
tot vyfenvyftig Graaden breedte toe, bloeijen-
de vertoont.
„ Het heeft voor Wortel een byna rond ,
,, wit Bolletje , op een trop dikke Vezelen
,, rustende ; waar nevens een ander, voor ’C
»» volgende Jaar. Een Eyrond Wortelblad,op
„ den Grond leggende, met Ruitjes gettreept,
, , dikwils van onderen paarfchachtig, van bo-
„ ven groen. Een zeer teder Stengetje, van
, , een Handbreed o f een half Voet hoog 9
„ witachtig , met fpitfe Schubben, en boven
„ met een Scheede - Blaadje, dat paarfch is ,
„ voorzien. De Bloem beftaat uit v y f fmalle
3, fpitfe Blaadjes, Waaijerswys’ gefchikt, paarfch
„ met eenig wit, van welker midden het ? Ho-
„ nigbakje afhangt, dat famengedrukt Eyrond
„ is, van binnen met geele en purpere Stree-
, , pen , die aan de buitenzyde doorblinken.
„ De opening of Mond van ’t zelve is zeer
,, groot , en daar over haDgt een paarfche
„ rondachtige Lip , bedekkende den Stamper,
,, die de gedaante heeft van een Penis met een
„ Glans voorzien, welke aan de binnenzyde
,3 twee
„ twee Meelknopjes bevat, ieder met een kort V.
„ Draadje gehecht aan den Stamper.” Afdeel.
De overigen van den Rang der Tweemanni-HOOFD.
gen onder, de Manwyvige Kruiden, gelyk hetmiK.
Epidendrum o f Boomplaag , dat veel naar de
Standelkruiden gelykt, en de Gunnera, zyn
reeds befchreeven ; maar onder de Driemanni-
g en komen nog voor , de twee volgende Ge-
flagten, ook tot de Manwyvigen ( Gynandria)
behoorende.
S l S U t N C H I OM.
'Ï'-.S ii -ï'i'h '
Dit is eenwyvig , als maar éénen Styl o f
Stempel hébbende, met eene tweebladige Bloem-
fcheede en zes vlakke Bloemblaadjes en ’tVrugt-
beginzél beneden de Bloem, wordende een drie*
hokkig Zaadhuisje. Het Bevat de twee volgende
Soorten.
CO Sifyrinch’um met Degenvormige Bladen; r.
die ongeribd zyn. J S r .
> U Q mudinum.
Litchbla*
j j„
( i) Sifyrinchium Fol.Enfiformibus enerviis. Syjt. Nat. XII.u “ *
Gen. 10X7', Neg. XIII, p. 68z. Sis. Caule Foliisque ancipi-
tibus. H, CLff. 431. Ups. 278. R. Lugdb. 19 GouAN
JMonsp. 47J. Gron. Nirg. II. p. 140« Sifyr. coerul. parvutn
gladiato Caule Virginianum» Pluk . Alm. 34*. T. 61. f. 1.
BermudianaGraminea Fl, minore cceruleo. Oill Elth. 4».
T. 41. f. 49. j8. Sis. Beimudrenfe &c. Pluk. Ibid. f. z.
Bermud, Iridis folio Radice fibrofa. TQURNF, DiLL. Elth.,
48. T. 41. f. 48.
Mm 3