Vï
AfDEE U
h.
H oofd*
FTUK.g
genomen zynde , zo wel als de twee Volgen-
de , een Verfpreide naamelyk en Geribde met
ovaale Bladen; de Bloemen in beiden met Hartvormige
Omwindzels. Voorts heeft zyn Ed.
ook de Gekamde ., welke door den Ridder thans
uitgemonfterd is , als hier behoorende, in Afbeelding
gebragt ('*.). Zyn Ed. befchryft
d ie , als een Waterplantje, op Ceylon en Ma-
labar voorkomende, dat ongedeelde fappige,
fpits Eyronde Blaadjes heeft en de Omwindsels
Aairswyze op elkander leggende; zo dat
die met elkander een Kammetje maakeu.
De Bloemen kwamen, in alledeeze,driebladig
voor, doch in de gedroogde Exemplaaren niet
zeer duidelyk. Het zyn altemaal kleine Plantjes
die, uitgenomen de Naaktftengige, Worteltjes
fchieten uit de knoopjes van hunne leggende
Stengetjes.
C a l l i s i At
Een driebladigè Kelk eü drie Bloemblaadjes*
dubbelde Meelknopjes en een tweehokkig Zaadhuisje,
onderfcheidett dit Ge fla g t,’t welk naar
5t voorgaande veel gelykt, doch geen Honigbakjes
heeft, zegt de Ridder. .D
ö
(*) Coöimelina Criftata. Sp. Plant. I. p> 6z. Sp. io,
Comra. Cor. scqualibus involucris fpicatiin imbricatis. -F/w
2 tyl, sa. Ephememm Zeyl. procumbens inflatmn, Herm.
F*r. 148. B.AJ. Bijl. jfiS. Burm. Fl. Jnd, p. 18. T. 7*.
f. 4.
f l ï B o l p L A N T E R Iï$
Öe eenigfte Soort (1) * in de Westindiën V.
door den vHeer Ja c q ü i n , en wel op ’t Ei- Afdeel®
land Martenique ,in vogtige Velden, onder de h o o fd --
Commelinaas groeiende , Waargenomen. Zyn stuk.
Èd. noemde z e , wegens de tederheid dérBloe* l
men , Hapalanthïis en mérkt aan, dat het een
kruipend groen Kruidje is , uit de Knoopjes van Kapende,
zyne Rankjes Wortel fchietende. Het heeft
Eyronde , gefpitfte , vette, gladde, taamelyk
dikke Blaadjes van ónderen Scheedachtig * aan
den rand paarfch, overhoeks aan de Stengetjes
zittende , doch aan ’c end, tropswyze roosjes
maakende* De Bloempjes zyn klein, teder *
ongeüeeld , groenachtig., en komen doorgatns
drie te gelyk uit ieder Oxel der onderfte Bladen
voort. De Bloemblaadjes zyn Lancetvormig/
de Meeldraadjes loopen uit in twee rondachtige
Knopjes. Het Vrugtbeginzel is langwerpig met
een langen S ty l, die aan ’t end een Kwastje
heeft. Het Vrugtje bevat, in ieder holligheid*
twee rondachtige Zaadjes.
l o t dit zelfde Geflagt acht zyn Ed,,builen
tw y fe l, dat Plantje te behooren , ’c welk de
fchrandere LoEFLiNGin Zuid - Amerika vondt,
en Calliji$ noemde. L 1 n n /e o s betrekt het toe
deeze zelfde Soort.
Iü
m
H
13
i l
P II A -
( 1 ) Callifla. Syfi. Nat. XIÏ. Gen. 63. Ve%. XIII. p. 80.
Loebl. hin. 3oj , 392. Hapalanthus iepens. ]ACQ* Anter,
Siift. 11. T. i ï . a n. dss^. xii.
i j » :