V. *er ook met alle de Bladen fpits en donker.
Afmel. paarpc|3} met groote witte randen, de Nagels,
Hoofb- Meeldraadjes en Knopjes geel. 7. Van fomtni-
sopuK. gen ZyD alle de Bladen voorzien met grootje
? u¥ n' witte ronde punten, voor ’t overige donkeren
glanzig paarfch $ de Nagels, geel met een witten
kring, de Meeldraadjes geel , de Knopjes
bleek. 8. Van fommigen zyn de binnenfte Bladen
eenigermaate gerond en bleek paarfch, van
binnen byna geheel w i t ; de randen van allen
wit en groot, de Nagels, Draadjes en Knopjes
geel. 9. Nog vindt men ’e r , wier buiten-
fte Bladen gefpitst zyn en omgeboogen, van
buiten donker paarfeh; de binnepften rond en,
bleeker; beiden met groote witte randen en
van binnen als met een paarfche kring, de ge-
heele Bloem in ’t midden omringende; de Nagels
geel met een witten zoom, de Meeldraadjes
ook geel en de Knopjes flets, paarfch.
10. hindelyk zy,n ’er 'ook, met alie. de Bladen
aan *c end fpits , en de drie buiteniien van.
' buiten paarfch, allen met 'groote witte randen
en van binnen geheel wi t , uitgenomen een
paarfche kring door ’t midden van de Bloem ^
‘de Nagels geel als boven , de Meeldraadje?,
'met de Knopjes bleek.
Ik geef deeze foefchryving van de Ver-
fcheidenheden der Vroege Tulpen dus breed-*
voerig o p , om te doen zien , met welk
een naauwkeurigheid de groote Kruidkenner
C L ü s 1 ü, s zulks voor twee Eeuwen reeds,
nS
nagegaan en waargenomen. e 1 AfdeelJ
T o u r n e f o r t heeft zyne meer dan veertig I1L
Soorten ten deele van hem ontleend, op ’ t voet- hoofd-
fpoor van B a u h i n u s , die veelen
Eyftetter Tuin daar toe betrokken heeft, i e -
jrpnwoordiz komen deeze zo zeer niet in aan-
«uQUS iptL-Civl«
„ De Laaie Tulpen groeijen veel hooger ,
met een Stengel van een Elle en fomtydsdne
Voeten , die dikker is en Heviger, rond en
gevuld , van buiten als bedaauwd met een
fyne gryze Wolligheid. Zy wordt overhoeks
” van vier, fomtyds v y f Bladen omvat, die
Z gekield zyn. Heviger dan in de Vroege T u lpen
, dikwils opftaande, en met de randen
” fomtyds zodanig geboogen , dat zy uitgehoekt
fchynen te zyn ; fomtyds in geenen
„ deele. Op den top der Stengel, die door-
„ gaans een Voet o f langer, ja fomtyds een
„ E lle , naakt boven de Bladen uitfteekt, zit
’’ een enkele groote en langwerpige Bloem ,
„ hol als een Beker, uit zes Bladen beftaan-
’ de-, welke de uiterfte tippen vokomen ge-
„ fpitst o f rond, of de drie buitenften fpits,
„ de drie binnenften rond hebben , even als
„ in de Vroege Tulpen, en het omgekeerde.
5S Het Zaadhoofdje is , even als in die, drie-
„ hoekig, Vliezig , dikker ten grootften dee-
„ le , en buikig uitpuilende; ’t welk, van bo*
„ ven gaapende , zes ryën van platte Kraa
S 4 » bee"