tr,
A fde’el ^ort 9 met *anëWÊïpige Meelknopjes eö van
II. laagte als de Stamper: bet Zaadhuisje driekan-
H oofd. tig, dwehokkig, veelzaadig, gelyk in de mee ft e
®TüK* anderen.
( i 6) Ixia, die het Bolletje Schubbig bekleed
heeft, de Stengel opgeregt Takkig , het
buitenjle Kelkfcheedje zo lang ais ’t Bloem-
Pypje.
Meest wegens de'Wortels, wier Bol gedekt
o f bekleed is met op elkander leggende Schubben,
die vlakke Slippen hebben , voert deeze
den bynaam. De Stengel is Takkig, een Span
hoog, met Scheedachtige ftnalle Bladen , half
zo lang. Losfe Aairen, aan ’t end der Takjes,
hebben Bloemen , die van binnen geelachfig,
van buiten ten deele rood zyn. De Bloem»
fcheedjes zyn Eyrond , tweekleppig, zo lang
als ’t Pypje, gefpitst, aan den rand gekleurd:
de Vrugtmaakende deden als gewoonlyk.
xvn. (17) Ixia, die het Bolletje gefchubd heeft,met
gu!Zt.an' de buitenf ie Schubben grootst, de Stengel
yierhoe- enkeld en korter dan de Sleuvig vierhoekige
kl£C’ Bladen♦
Deeze
(16) Ixia Bitlbo Squamis imbricatis te&o, Caule erecla
Ramofo &c. ROCB. Duf. p. 17. Burm. Prodr. 1.
(17) Ixia Bulbo Squamato, Squamis extecioiibus maximis
Roch. Duf, p. is , bubm. Prodr. 1.
XVI.
Ixia im •
bricata.
Gefchubde.