V. ook by my gebloeid hebbende , welke ik , zo
A fdeel w e g e n s de de e ien der Vrugtmaaking, als we-
Hoofd- gens de Geüalte, niet nader brengen kan dan
stuk;, tot dit Geflagt. Ik maak ’er derhalve een nieuwe
Soort van , onder den naam van Asphodelus
Comofus o f Bladerkroonïge Affodil, omdat de
Bloem -Aair met Bladeren gekroond is , en geef
die op met de volgende bepaaling.
iv. (4) Affodil met een naakte Stengel, de Bladen
^ 'como/us Lancetvormig , Geutachtig, gegolfd, van
Blader- onderen gekield.
kroonige.
Plaat
Lxxxiir. Naar de leevende Plant, in een Pot by my,
als gezegd is , uit een Kaapfe Bol gekweekt, en
in de Zomer des voorlceden Jaars zeer fierlyk
in Bloem ftaande, is de nevensgaande Afbeelding,
tot'een derde der Natuurlyke hoogte ver*
kléind, door onzen kündigen Flaatfnyder, den
Heer G , P h i l i p s ', gétekend en vervolgens
in ’t Koper gebragt. Deezen Jaare 1779 heeft zy
ook nog, zo wel als toen,mét verftheide Stengels
in dd Hortus Medicus alhier gebloeid en
Zaad gedragen. De Kenmerken, op de manier
van den Ridder , door my ten naauwkeurigfte
daar van opgemaakt, toonen , dat dezelve tot
dit Geflagt behoore; naamelyk ;
De Kelk ontbreekt.
De Bloem is eenbladig, zesdeelig, metLan-"
cet-
(4) AipbodtUs Caulenudo , Foliis Lanceolatis, Alyeohüs
lindulatis, fubtus Carmati*. HauTTUYN.
o f B O L P L A N T E N.’ 337
tetvormige vlakke uitgebreide Slippen, die wit V.
2yn, aan’t end geknodst en grbenachtig; niet
afvallende. , Hoofde
: Het Honigbakj'e beftaat üit zes paarfche Schub-sxos.
betjes, die Kegelswyze famenluiken , dekkende
het Vrugtbeginzel.
De Meeldraadjes, zes ElsVor'mige uitwaards
Boogswys’ gekromde Vezels, van gelyke lang-
te ; de flippen der Bloem aan dén voet ingea
plant: de Meelknopjes langwerpig opleggende4
öpflygende ; tweeli.ngs o f gefpleeten , neder-
Waards Vorkathtig; vervolgens Eyrond, dwars
-opgelegd; het Stuifmeel Zwavelkleurig.
De Stamper; een róndachtig Vrugtbeginzel;
binnen de Schubbetjes van het Honigbakje by-
kans verbórgen: de Styl Elsvormig met éen.ge-
knotten Stempel;
De Vrügt: een Kogelrond"; Vleezig, drié-
kwabbig, driehokkig Zaadhuisje; niet alleen
gekroond met dén Styl en de blyvende Bloem 3
maar zelfs doof de Meeldraadjes gefchoordi
Zaaden yerfcheiden, tot negen toe, in ieder
Hokje der Vrugt, die Èyrönd gefpitst zyn* aan
!de ééne zydë bultig.
Op P l a a t LX X X III , hier nevens, zyn ter ,
wédërzyde vdn de Bloemfteng de deeleh der
Vrugtmaakihg, in alle'Afmeetingen verdubbeld
èyndé , onder ’t oog gèbfagt. Dtis ziét men
by A de Bloem vertoond, zo als zy na dè
öbtluiking voorkomt, de Slippen , naar Blaadjes
gelykende , half wi t , half groen; aan 5t
Y énd II. Pfcfet. xn. si UK.