V. pragtïg opgetooid als de Leliën des Velds (*).
'Abdeel. j-)£ B0]pianten, in’t algemeen: gelyk de Leliën,
HooÊd- Tulpen , Hyacinthen , Nareisen en anderen*
stu k » Hikken , inderdaad , het voörnaamfle Sieraad
der Bloemhoven uit.
De Men ondetfeheidtze, door haaren Eolachtigen
Bolwottei. jyortei f van ,je andere Kruiden. Deeze is ,
volgens de fchrandere aanmerking van onzen
Ridder, de Winter wooning van het jonge Kruid ;
öat daar in voor uiterlyke belediging o f kwet*
zing befchermd blyft, even als in de Spruit o f
Knop van andere Planten. Gemeënlyk zit dé
Bol benéden aan de Steng , gelyk de Knop
o f Spruit om hoog. Hy1 is by fommigen uit
teele op elkander leggende Schubben famenge-
field * gelyk in de Leliën j by anderen uit een
vaste of vleezige zelffiandigheid beftaande ,
gelyk in de Tulpen ; maar dikwils ïn een menigte
bekleedzels fplytbaar , gelyk in de Hyacinthen
, doch inzonderheid ïn de Uijens , Prêy
en dergetyken.
Dit zyn de eigentlyke Bol wortelen| o f Bollen
, zogenaamd ; by welken L i n h ^eüs ook
zodanigen gevoegd heeft, die uit een reeks
van fameügefchakelde Plaatjes of Schubben
beftaan: gelyk dit plaats heeft in de Orobancht,
Martynia en Adoxa, welke Kruiden, als niets
hebbende datze tot deeze Afdeeling betrekken
zou , zo wel als bet Tandwortel, deswegen
dus
dus genaamd; reeds befchreeven zyn. Ik breng V.
h ie r , veeleer, ook de zodanigen t’huis, wier Atm*&
Wortel knobbelig ie en de Bloem Lelieachtig, f-Ioofd.
gelyk de Iris, Asphodelus en anderen ; zo wel stuk.
als fommigen, die alleenlyk Vezelige Wortels
hebben , wanneer de Bloem dezelven hier toe
fchynt te betrekken; gelyk de vermaarde T our-
»efort ook de zodanigen tot zyne Klasfe van
Lèlieachtige Planten heeft gerekend te behooren.
Eenc eigenfehap, welke de Planten van deeze fini«afe
myne Afdeeling allermeest verbindt, is dat zy
door het oplchieten uit den Wortel van byna scheuten,
alle de reeds befchreevene verfehillen. 5t Is
iedereen bekend, dat de Hyacinthen, Tulpen»
Crocusjes , enz. uit den Bol een fpitfe Scheut
maakeo, -die zig allengs verheffende de Stengel
o f Bloemfteel wordt. Andere Planten geeven
twee Zaadblaadjes uit, welke zig aan Honds van
één fpreiden , gelyk men dit duïdelyk in dé
Erwten , Boonen en andere HaauwgewasFen
ziet. Ik heb daar van voorheen omfiandig ge*
fproken, en hetverfchiftusfchende Zaadblaadjes
en Zaadkwabben aangetoond (*J. De onder-
fcheiding der Planten , in dit opzïgt, is van
zo veel gewigt, dat daar op het geheele Kruidkundige
Samen ftel van den beroemden Hoog-
leer A, v an R oven rust ( f ) . Ook heeft
onze Ridder daar van den grondflag gemaakt
zyner
(*) Zie II. Deels, ï. Stok, bladz. 114.120.
(D t zelfde, hhdz. 19®, zoo,
A a
II- Deei. XII, STUK,