V. onlangs te Neurenburg, onder den naam def
Afdeel. eerfte Soort, is aan *t licht' gegeven. Z y was al-
HooJd- daar Morasa met E svormige Bladen, IHs d'A-
stuk. frique, dat is Afrikaanfche Iris, genoemd (*>
W a c h e n d o r f i a .
T e r vereeringe des naams van den geleerden
W a c h e n d o r F , die, nu ruim dertig
Jaar geleerden , een Lyst der Planten van den
Ucrechtfen Akademie - 'l uiu, op eenen Griek*
fchec trant gefchikt , aan 5t licht g a f, ftrekt
dit Geflagt.
Het heeft een zesbladige ongelyke Bloem, beneden
het Vrugtbeginzel , dat een driehokkig
Zaadhuisje wordt. H er is de Styl Draadacht
ig , neergeboogen, met eenen enkelden Stempel
, waar door het inzonderheid van de voor-
gaanden verfchik, bevattende de drie volgende
Kaapfe Soorten.
t. O ) Wachendorfia met een enkelde Bloemjleng.
dttfia ’t Is nu ruim twintig Jaar geleeden, dat dee-
-Thyrfiflt- plant> op de Buitenplaats van wylen den be-
Aaii4oe-j roem»
»ige.
(*) Mor sa vegeta. Ecloga Betanic<e. Noritnb, 1778. Ma»
alp. I. Tab. 4.
(x) Waehfndorjta Scapo fimplici. Syft. Nat. XII. Gen»
Ct. Veq- XIII. p *°* Wachendorfia Fol. Lanceolatij quin-
quenet vii<, canaÜculato plicatis, Flor. in Thyrfura cofleéHs.
BURM. Monogr. Tab. i ,2. Nov. Att. Acad. Nat. Cur. I»
Obs. 5*. T. ». f. I* BURM* Predr. 2.
ïöèmde Hoogleeïaar j. B u r m a n n u s , aller- V.
•eerst bier te Lande haar Bloem vertoonde. Af° jrél^
Zyn Ed. bevondt dezelve volmaakt overeenkom- Hoofö-
ftig met eene Bloemfteng daar van, gedroogd stui.
in ’t Kruidboek van O l d e n l a n d voorkomende
en dus voor veele Jaaren reeds aan de
Kaap gevonden. Hy dagt, dat de Plant aldaar
bp Moerasfige plaatfen groeide; dewyl zy zeer.
begeerig was naar Water, verdraagehde tévens
een ongemeen fterke Hitte en broeijende Lngt.
Uit Zaad was dezelve door zyn Ed-. geteeld, en
bevindt zig federt, als een overblyvend Gewas ,
in de Kruidtuin deezer Stad-.
Uit een knobbeligen Wortel als van Riet,
die bruinrood is en veele Vezelen uitgeeft ,
Vérfpreidt zy wyd en zyd haare Scheuten. De
Bladen zyn Lancetvormig , vyfribbig, als een
Waaijer geplooid , glad, blygroen , elkander
Geutswyze omvattende, de grootften twee Voeten
lang en drie Vingeren breed. Een Rietachtige
Stengel, van Vier Voeten hoogte, met kleiner
fmaller Bladen , Scheedswyze, overhoëks bekleed
, Haairig en met roode Vlakken getekend,
draagt aan den top een Aairige Tros van Bloemen,
welke delangte van een Voet heeft. Dezelve
beftaat overlangs uit Bloemtuiltjes, ieder
ineen Scheedeblaadje gevat en gemeenlyk uit
zeven Bloemen famengefteld , waar van llegts
één te gelyk een Dag ontlooken is. Z y heeft
een geele Bloem van zes Blaadjes, die onge-
lyk geplaatst z y n , en waar van fomtyds éën
G z ont