V.
A pdeel.
III.
Hoofs»
ïxua.
43* Z ï f t M A M H I O B L ? M
welken zy ook niet weinig verfteren. By de;
Franfchen wordenze genoemd La s Qr(ing&t by,
de Engelfchen Red purple liiïy , in ’t Hoog*,
duitfch Qoldgilgen , dat is Goud » Lely. Me.n,
wil dat het de Bulbus crwnlus, van H i p bo »
c r a t e s zy en de Hemerocailis, o£ WildeLe»
]y van Ü 1 o s co ri d e s . L o b e l , noemtze de:
Martagon der Alchymisten, en dienaamfchyqt;
in ’t byzonder aan de roode Leliën te behoo-
ren.
’ t Gewas verfchi’t aaumerkelyk van dat der
Witte Leliën , zynde laager , met de Bladen,
langer, ttyver , donkergroen en byna regthoe-
kig eenigermaate Kranswyze aan de Steng geplaatst
, eie zig boven Kroontjeswys’" verdeelt
in verfcheide Bloemfteelen. Ons heefc men
ze 'met grooter , kleiner , mét enkelde of vol-
bladige Bloemen, dm fomtyds bleeker , fomtyds
hooger Oranje of Bloedrood zyn. Op deeze
Leliën , welke in Italië de Akkers en Velden
verfteren, wordt door de Latynfëhe Digters,
onder den naam van roode Hyacimhen, ge»
zinlpcejd (*). Maar het zonderlingfte is , dat
dezeivea , geiyk weinig andere Planten, fom*
tyds
p 5 Uit het Bloed vsn den. Jongeling Hyacinthus , met
Apollo fpeelende gekwetst getaakt, zoudenze gefptooten zyni
Want-O VI Dl u s zegt, Metam. lo.
Eree Crupr, qui fufus humo fignaverat Herbas,
Definit esfe Cipor, Tyrioque nitentior oeftrej
' Ilos otitut, foimatnque capit quarn Lilia, fi non,
purpursus color his, Argenteug esfet in illis.
BBS
n IgSK
k p i
o p B O L P L / f e NT E K . 233
tyds Bolletjes of Klifters draagen in dé Oxels VJ
der bovenfte Bladen en der Bloemfteelen» alsAF®®®L*
wanneer de Vrugt gemeenlyk misdraagt. Dee- Hoqfd$
ze Bolletjes gaapen Schubswyze, en vallen rypSTU*'
wordende zwartachtig a f , waar na zy Worteltjes
fchieten en nieuwe Planten vóórtbrengen.
Van deezen aart zyn ’er met breeder o f met
fmaller, als ook met grysachtige Bladen ; met
grooter, kleiner, meer of minder talryke Klisters
; als ook met zydtakjes , uit de Kroon,
fchietende , die met veele Klisters bezet zyn. .
De Bloemen van deeze zyn insgelyks hooger
o f bleeker rood. Voor ’t overige komen deeze
roode Leliën, wat de Bollen aangaat en der zei»
ver hoedanigheden , met de witte overeen.
Men vindt in Switzerland de Witte en Roode
Leliën, op Bergachtige plaatfen, wild, zowel
als in Provence en in Ooftenryk. Wat Siberie
aangaat, aldaar komen de Roode in alle haare
gemelde Verfcheidenheden, beooften de Rivier
Jenifea tot aan de Z e e , overvloedig voor,zegt
GMELTN,dïe ’er dus van fchryft.
JJ ln de wilde Plant heb ik de Bloemen nooit
„ het getal van vier zien overtreffen. Dikwils
, , komenze eenzaam, ook wel twee o f dri e ,
„ altoos uit den top der Stengel, als uit een
„ middelpunt voort. Dezelve is o f weinig
„ of zeer fterk gehoekt, by den Grond rood of
,, groen met roode Stippen, De Bladen heb-
,, ben aaq de kanten een witte Wolligheid,
P 5 »-en